vrijdag 24 januari 2020

SYDNEY


Misschien was het de extreem hoge luchtdruk. Water kookt dan minder snel, hoorde ik op het nieuws, maar mijn verbeelding kookte juist over. Twee mistige dagen lang wandelde ik in vroeger. Alleen als ik buitenshuis moest werken slaagde ik er tijdelijk in om anno 2020 te leven. Was het werk gedaan, dan werd ik opnieuw weerloos aangetrokken door de opgeslagen data van een andere tijd. Het was verslavend. En ik kon me niet voorstellen dat ik al die jaren die herinneringen zomaar braak had laten liggen.
Maar vanmorgen was het voorbij. De droomlucht was op en liet me achter met een beetje hoofdpijn. Ik ging naar Zen, tuurde door mijn wimpers naar een kaarsvlammetje en volgde mijn adem, luisterde oplettend naar alle geluiden die zich aandeden. 1970 hield zich koest.

In Grand Café Wildschut zat aan de leestafel een deftige man. Subtiel brilletje, lamswollen truitje, dure schoenen; over een stoel lagen een camel-kleurige jas, een reebruine hoed van degelijker model dan mijn eigen gedeukte en gevlekte exemplaar, en een ingetogen shawl. Zijn haar had recent een kapper gezien, zijn huid was gaaf en gezond van tint. Lichte grijze ogen, open blik. Hij spelde de krant met de traagheid van iemand die op een afspraak wacht, of anderszins de tijd moet doden. Zijn kopje koffie was allang leeg.
Toen hij eindelijk de dubbelgevouwen en uitgewoonde krant weglegde vroeg ik: ‘Welke krant is dat?’ ‘Trouw,’ antwoordde hij, maar zodra ik het dagblad pakte en wilde gaan lezen zei hij: ‘Maar ik heb hier iets veel leukers voor je.’ Het gemeenzame ‘je’ paste bij zijn neutrale, gezaghebbende stem. Hij pakte zijn telefoon en zocht iets op. Verbouwereerd boog ik me voorover. Op het schermpje verscheen een lachende en kwijlende baby. Terwijl ik naar het filmpje keek zei hij: ‘Mijn kleindochter. Mooi hè? Daar kan ik uren naar kijken.’ Ik keek het filmpje beleefd uit en beaamde dat het een schatje was. ‘Ik ben zelf ook opa,’ zei ik toeschietelijk. ‘De mijne is drie. Ik pas soms op haar.’ ‘O ja, pas je op haar? Mijn zoon woont in Sydney, maar in december komen ze hier. Dan kan ik haar gelukkig wat vaker zien.’
Ik vouwde de krant in de juiste vorm en begon te lezen, hij ging verder met zijn telefoontje. Het gesprekje was blijkbaar klaar.
Toen ik wegging groette ik hem. ‘Veel plezier met uw kleindochter!’ Hij stak zijn hand op. ‘Jij ook!’
Pas buiten schoot me te binnen ik dat ik weleens wat over Sydney had mogen vragen.


Geen opmerkingen: