dinsdag 24 januari 2017

Verzuipen in vroeger


Er heerste de drukke, een beetje valse vrolijkheid die mensen bevangt als ze eindelijk aan een klus kunnen beginnen waar ze lang tegenop hebben gezien. De studeerkamer van mijn vader baadde in een fonkelend zonlicht. In de tuin lag nog wat sneeuw. Boeken werden van hun plank gehaald en op de grond uitgestald. Ieders persoonlijke keus op een hoopje, het een wat bescheidener dan het ander, wat verkoopbaar was op verschillende stapels: Jung en esoterica, yoga, bellettrie, partituren; mijn oudste broer was de kunstboeken al in een doos aan het stoppen. Ik voelde me een beetje als een kind in een snoepwinkel, er was veel moois bij. Maar ergens aan de buitengrens van mijn stemming was ook een alarmsignaal te horen. Je kon hier ook heel naar van worden, als je niet oppaste, zei dat signaal. Gewoon doorgaan dus, en niet denken. Mijn vader had die hele boekerij bijeengebracht in een catalogus, waaraan hij veel werk had besteed. Wij rukten die orde nu genadeloos uit elkaar, en grabbelden, beschikten en veroordeelden tot kringloop en opkoper, wat van persoonlijke waarde was geweest. Niet aan denken.
Na de boeken kwamen de schilderijen. Dat olieverfdoekje van Engelen, dat wilden we natuurlijk alle vier wel hebben. Een sticker erop met onze initialen. Later loten. Overal in huis vonden we oude foto's. Die moesten grofweg uitgezocht worden, want de collecties van mijn vader en mijn stiefmoeder liepen soms een beetje door elkaar heen. In het begin riepen we elkaar als we weer een verrassend inkijkje in het verleden hadden ontdekt; na een tijdje werden we moe van al die zwart-wit-kiekjes. Het was te veel allemaal. Mijn jongste broer deed een kast open in de garage en wenste hardop: 'In godsnaam, niet weer een doos...'
Zoals afgesproken nam mijn broer het fotoarchief mee, en ik alle paperassen.
's Avonds zaten we te chatten. Hij liet me een foto zien die hij had aangetroffen in een van de albums. Ik in de sneeuw, in de Willem van Hembyzestraat, de strenge winter van '62-'63. 'Kun je die meteen scannen voor me?' vroeg ik begerig, maar mijn broer was alweer verder het verleden ingedoken. Ondertussen was ik aan het bladeren in dagboekjes. Mijn vader noteerde zijn dromen, als echte Jungiaan. Ik voelde me een voyeur.
Mijn broer tikte: 'Ik hou ermee op, het is te verschrikkelijk allemaal.' 'Een tsunami van nostalgie... help, ik verzuip!' reageerde ik. Mijn zus riep, verstandig: 'Ga naar bed!' Ik sloot de computer af en ging naar de laatste aflevering van Sherlock kijken, om de zinnen te verzetten.
Drie dagen later woon ik tussen de dozen, terwijl ik toch echt niet ga verhuizen. Het wachten is op een nieuwe boekenkast. Het verzamelde werk van Dickens en dat van Vondel, in rood-met-gouden deeltjes uit 1890, ze passen met geen mogelijkheid meer in mijn Lundia-systeem.
Het is de hoogste tijd om mijn eigen leven te hervatten, zeg ik steeds tegen mezelf. Weg met dat verleden! Dat schilderijtje van Engelen? Ik hoef het niet. Wat moet ik met andermans nostalgie aan de muur? Ik kan beter een prentje van Geuzenveld ophangen.
Morgen komt een antiquaar de dozen Jung ophalen. Dat is maar goed ook, want gisteravond dacht ik opeens: 'misschien moet jij je daar ook maar eens in gaan verdiepen'. Gevaarlijke gedachte.


1 opmerking:

Duyfje zei

Ha Jan Paul. Doe je mee met http://www.stadsmaquette.amsterdam/ ?
Ik las net je verhaal want ik was op zoek naar jouw musical over Nieuw-West. Ik ga meedoen voor de Grote Geusplein, mijn oude straat van 1958 tot 1970. Ga ook nog proberen oude foto's mee te sturen van de Dijk, veel zand en sneeuw. Hartelijke groet, Marijke Duyvendak