dinsdag 17 januari 2017

De vleugel van mijn vader


We verhuisden van Geuzenveld naar Slotermeer en ruimte was niet langer een probleem. Het nieuwe huis had zeven kamers. Alle vier de kinderen kregen hun eigen slaapkamer en beneden aan de tuinkant, waar de verwaarloosde rozenstruiken in de herfstwind tegen de ramen sloegen, kwam een studeerkamer. Mijn vader was midden veertig en had een goede baan. Werd het niet eens tijd dat hij, als beroepspianist, een écht instrument kreeg, een vleugel? Mijn moeder zal bedenkelijk door haar huishoudboekje hebben gebladerd, maar de vleugel kwam er, op afbetaling. Hij paste net in de studeerkamer, je kon er met enige moeite nog omheen lopen om iets uit de boekenkasten te pakken die krap tegen de muren stonden.
In de kamer ernaast troonde ik, hippie in wording. Als 's avonds de klanken van de vleugel opklonken spitste ik mijn oren. Soms zette ik mijn eigen muziek af. Bij Reflets dans l'eau van Debussy ging ik op de gang staan luisteren, tot die meeslepende climax was geweest.
Als mijn vader er niet was ging ik nieuwsgierig achter de nieuwe vleugel zitten, een notenhouten Kawai met een dikke, fluwelen klank, om akkoorden uit te proberen. Het schema van de blues had ik al gauw onder de knie.

Toen we de stad uitgingen en naar Leusden verhuisden kreeg de vleugel een ruimere plek. In een half inpandige garage die tot studio werd omgebouwd kwam hij volledig tot zijn recht. Mijn vader bracht veel tijd door in dit heiligdom. 's Avonds laat nog klonken er opera-aria's. Soms kwam hij de woonkamer binnen, om een zojuist zo goed gelukte hoge C te herhalen voor publiek - La-a spe-e-raaaanza! - mijn moeder en ik keken verstrooid op van onze boeken en prezen hem plichtmatig.

In het halfjaar dat ik moest overbruggen tussen een afgebroken semester in Amsterdam en mijn nieuwe studie in Utrecht bracht ik veel tijd door met de Kawai. Ik ontcijferde geduldig stukken van Ravel, Chopin en Satie en leerde zo mezelf pianospelen. Maar toen ik het huis uitging moest ik noodgedwongen terugvallen op mijn jeugdliefde, de gitaar. Tot ik de studie Oude Talen verruilde voor het conservatorium, en ik mijn eigen piano kreeg, ook op afbetaling. Op de Kawai heb ik sindsdien nooit meer gespeeld.

Des te vaker heb ik hem horen bespelen. Als beginnend zanger had ik een ervaren vader achter me, en hoewel hij terughoudend was geweest over mijn nieuwe beroepskeuze - toen die eenmaal een feit was, gaf hij me alle steun die ik maar wenste. Hij begeleidde me, en algauw vormden we een duo. Ik stond naast de Kawai, met grootse visioenen in mijn hoofd van hoe Winterreise of Dichterliebe zou moeten klinken, en mijn vader, die in een heel andere levensfase zat, deelde zíjn zorgen met me. Die waren meestal van gedetailleerde aard: of een bepaalde noot wel of niet staccato gespeeld moest worden. En of men dit of dat akkoord vanuit de vingers of vanuit de schouders moest spelen. Ik luisterde en probeerde mee te denken, maar zag eigenlijk niet in, wat al deze nuances met de grootse, donkere muziek te maken hadden. We verschilden wel in meer: zelf kon ik euforisch zijn na een goed gelukt optreden, maar mijn vader was altijd licht teleurgesteld. Het moest altijd beter, een volgende keer. Hij was, nu het vuur van zijn jeugdige romantiek niet meer zo fel brandde, een perfectionist geworden. Een harde werker, wie het eeuwige studeren meer plezier bracht dan de uitvoering, die eigenlijk nooit helemaal bevredigend kon zijn.
Na de dood van mijn moeder verhuisde hij naar Grave, aan de Maas, en de Kawai verhuisde mee. Om de leegte in zijn bestaan te vullen vatte hij een ambitieus plan op. Hij wilde een solorecital geven, met op het programma alle grote pianostukken waarop hij een leven lang had gestudeerd. Hij huurde een zaal - het Palazzo, dat nog niet zo lang geleden is afgebrand - en liet er zijn eigen vleugel naartoe brengen, want hij wilde zoveel mogelijk op z'n gemak zijn, bij dit debuut zonder vervolg. De avond kwam, de zaal zat vol. Hij was bloednerveus maar speelde prachtig. Na afloop nam hij een heel gezelschap familie en vrienden mee naar de plaatselijke Italiaan. De drank vloeide rijkelijk, en al na de spaghetti dommelde hij weg boven zijn bord.

Ook in Mierlo, waar hij na zijn tweede huwelijk woonde, heb ik nog vaak naast hem gestaan, en naast de Kawai, die dit keer in een ruime, stijlvol ingerichte studio stond, met parket op de vloer, een schaaktafeltje, wanden vol boeken, kandelabers, schilderijen aan de muur. We maakten soms plannen om samen nog één keer een concert te geven. Maar verder dan een hoopgevend voornemen kwam het niet. De laatste keer dat we musiceerden was op zijn negentigste verjaardag. Hij zat, met licht bevende en stramme vingers, achter zijn geliefde vleugel; mijn broer, mijn dochter en ik zongen, duetten van Schumann en Mendelssohn.
Niet lang daarna openbaarde zijn ziekte zich. Hij taalde niet meer naar zijn vleugel, en als hij er soms toch nog even achter plaats nam, was het pijnlijk om te merken dat de eens zo bedreven en handige opera-pianist de weg op het klavier steeds minder goed wist te vinden, en uiteindelijk in het duister tastte: naast de noten.

Het doet me verdriet dat deze vleugel nu, wegens de aanstaande verhuizing van mijn stiefmoeder, verkocht moet worden. Zelf heb ik al een piano, mijn eigen weerbarstige, lieve babyvleugel, en ik kom ruimte te kort voor dit forse instrument. Ik zou het fijn vinden als de vleugel van mijn vader een goed tehuis kreeg, waar er met liefde en respect op haar wordt gespeeld. Ze heeft al heel wat meegemaakt. Als iemand een tip heeft? U kunt mij schrijven of bellen: 06 23481290. Of kijk HIER op Marktplaats.

Geen opmerkingen: