vrijdag 21 januari 2022

In memoriam THALIA (1915-2022)


(Een persoonlijk relaas)

Onlangs bereikte me het droeve nieuws, dat operettevereniging Thalia er na 106 jaar mee stopt. Zoals zoveel andere nog nét functionerende ondernemingen werd zij het slachtoffer van de corona-crisis. Het ging al niet zo goed en na een lange periode van verplichte inactiviteit bleek het laatste beetje fut eruit. Niemand was in staat om het gestrande schip vlot te trekken. 

Ik hoorde van Thalia voor het eerst in de jaren zeventig. Mijn vader heeft er toen korte tijd, misschien een half jaar, de partijen ingestudeerd. Als interim-dirigent. Joop Fransen, die het koor 32 jaar lang zou leiden, was al aangesteld, maar zat nog een paar maanden aan een ander contract vast. Het was 1974. Of ging het anders, was het een jaar eerder? Niemand herinnert het zich meer. Het moet ergens in de archieven te vinden zijn. Bestaan er geen kasboeken uit die tijd?
Hoe ze aan mijn vader kwamen weet ik evenmin zeker. Ze zullen, misschien via een van de solisten, de Nederlandse Opera hebben benaderd waar hij chef-repetitor was. Of ze hebben hem op aanbeveling van hun zustervereniging Thalia uit Middenmeer aangetrokken. Daar was hij rond die tijd dirigent.

In de decennia daarna werd Thalia een household name. Als jonge zanger zong ik heel wat operetterollen, her en der in het land. Thalia, waar beroemde namen als Cristina Deutekom en Henk Poort voor het eerst van zich hadden doen spreken, stond in die tijd aan de subtop van de operettewereld, net onder een professioneel gezelschap als de Hoofdstad Operette. Hun dirigent en regisseur Joop Fransen was een begrip. Zijn vertalingen werden overal gezongen. Ik kwam weleens bij hem thuis aan de Herengracht om bladmuziek en tekstboeken op te halen voor de verenigingen waarbij ik mijn Caramello, Falcke, Homonay of Bocaccio zong. Ik woonde immers toch in de buurt. 

Nadat ik vier keer, onder vier verschillende regisseurs, de paljas had uitgehangen in La Belle Hélène had ik er genoeg van. Ik verruilde de operette voor zwaarder geschut en trok me uiteindelijk helemaal terug uit de wereld van het muziektheater. De laatste rol die ik zong was die van de verpleeghuisarts in Chiel Meijerings omstreden opera Alzheimer. Een artistiek succes, een financieel debacle. Dat was in 2006, vlak na mijn vijftigste verjaardag. Daarna belandde ik in een soort depressie. Ik verdween een paar jaar van het toneel en toen ik de muziekwereld opnieuw betrad was het in een andere hoedanigheid, die van dirigent en componist. Optreden als zanger deed ik nog maar sporadisch. 

Thalia kwam opnieuw mijn leven binnen in 2015. De vereniging bestond honderd jaar. Het ledental was sterk afgenomen en voor de jubileumproductie was gezocht naar extra krachten. Mijn dochter Maria was daar een van. En zo kwam het dat ik in de Meervaart zat te kijken naar Offenbachs Les Brigands en heimwee voelde naar mijn operettejaren. Ik kreeg bijna zin, zei ik toen, om weer de bühne te beklimmen en uitgedost in een gek pakje en met een pruik op al zingend een rol te spelen. Bijna
Mijn dochter onthield mijn enthousiasme en toen er een jaar later naar een invaller werd gezocht om de zomerrepetities te leiden, gaf ze mijn naam door. Ik verzamelde moed, deed die paar repetities, vond het een enerverende maar ook bevredigende klus, en zette het weer uit mijn hoofd. Tot Femke, die het stokje had overgenomen van Fransens opvolger Alexander Koeznetsov, aankondigde te zullen vertrekken. Femke was een briljant pianiste maar ze was niet opgewassen tegen de stress die zo'n kippenhok vol assertieve zangers met zich meebracht. Ik werd gebeld, de samenwerking was goed bevallen. Voelde ik er iets voor om...?

Een paar maanden later begreep ik wat Femke had bezield. We zaten midden in de voorbereidingen voor The Sorcerer van Gilbert and Sullivan en er was veel reuring. Er was altijd veel reuring bij Thalia. Niemand was daar op zijn mondje gevallen. Ego's botsten klinkend, rinkelend als er een in scherven viel. En er was grote werkdruk: zou het allemaal op tijd klaar zijn? Kende iedereen op de première zijn partij?
Voor mijzelf kwam er nog een ander soort stress bij. Ik had voortdurend het gevoel in andermans voetsporen te treden. Dit was het werk dat mijn vader, die de herfst ervoor was overleden, altijd had gedaan. Had ik er wel de juiste papieren voor? Ik was een ervaren koordirigent en een redelijk handige pianist, maar in die laatste hoedanigheid kon ik niet in zijn schoenen staan. Ik had zang gestudeerd met als verplicht bijvak piano. Mijn vader had zijn conservatoriumdiploma als concertpianist behaald en jarenlang zijn geld met de toetsen verdiend. De notenhouten Kawai in de repetitieruimte, precies dezelfde als mijn vader thuis had staan, liet me dat geen moment vergeten. En dan dat dirigeren! Een koor, daar draaide ik mijn hand niet voor om. Maar een hele voorstelling leiden, met een orkestje... Ik kocht een baton, studeerde hard aan de piano, oefende veel met YouTube-filmpjes, sprak met collega's, verdiepte me in de orkestpartituur en kon er niet van slapen.

Toen de première kwam was ik bloednerveus. Maar het ging allemaal prima, iedereen zong prachtig en ik had er enorm veel plezier in. Ik zag me dit nog wel wat jaartjes doen. 
Weliswaar leek het of voor elke nieuwe productie het wiel weer uitgevonden moest worden (opnieuw die stress, die reuring, die onzekerheid) maar na La vie Parisienne wist ik: ik had een nieuwe weg ingeslagen. Dit was een verrijking van mijn leven. Onverwacht, zo na mijn zestigste. De cirkel was ook mooi rond: begonnen als operettezanger, eindigend als operettedirigent. Nog een flinke handvol van die fijne operettes en ik kon tevreden met pensioen. 
Een ander pensioen werd dankzij Thalia doorbroken. Er was een bariton nodig die de titelrol zou zingen in M. Choufleurie resterà chez lui le... een komische eenakter van Offenbach. Een wild idee, maar het bleek mogelijk om die partij te combineren met het leiden van het koor. Zo maakte ik mijn eenmalige rentree als zingend acteur.

Corona trof ons toen we bezig waren met een zarzuela, La Gran Vía. We kampten met een flink tekort aan mannen, maar met wat kunst- en vliegwerk zouden we het redden. Ik herinner me de laatste repetitie. Er werd gedanst en gezongen in die oververhitte zaal. Het nieuws over de naderende pandemie hing zwaar in de lucht. Het voelde ongemakkelijk om zo dicht op elkaar te staan, elkaar in het gezicht te blazen. Ik keek vanachter de notenhouten Kawai naar mijn zangers. Iedereen was verhit en leek nerveus. Kon dit nog wel?

Afgelopen september werden de repetities eindelijk hervat, voor een luchtig concertant programma dat we in de zomer hadden uitgedacht. Ik was er niet bij want de repetitieavond moest tijdelijk naar de maandag worden verschoven, en dat is de vaste avond van het kerkkoor waarvan ik al sinds 2007 pianist-dirigent ben. Via de telefoon bleef ik op de hoogte van de vorderingen. Ondanks de inspanningen van repetitor Brian Fieldhouse was het een moeizame aangelegenheid. Te weinig mensen, te weinig animo, te weinig perspectief. Toen er wéér een nieuwe lockdown werd afgekondigd was het snel gebeurd. Tijdens een algemene ledenvergadering werd de oude muze Thalia officieel uit haar lijden verlost. Op 30 april aanstaande houdt de vereniging op te bestaan. Wat er met de archieven, de piano en de gigantische verzameling kostuums en rekwisieten gaat gebeuren is nog onduidelijk. 

Ik was nog niet uitgekeken op de charmante oude dame. Ik had graag nog meer van die voorstellingen gedaan, reuring en alles inbegrepen. Het lijkt erop dat mijn late roeping als theaterdirigent een vroegtijdig einde vindt. Maar ik kan met trots zeggen dat ik de hekkensluiter van een meer dan honderdjaar oud instituut ben geweest.


1 opmerking:

Truus Blenderman zei

Een mooi weergegeven zwanendans. Zo triest.