vrijdag 14 januari 2022

L'art pour l'art

De hele ochtend ging voorbij met het werken aan de nieuwe editie van het 'literair jaarboek' voor Nieuw-West. Corresponderen, corrigeren. Mijn mederedacteur Fred Martin noemt dit jaarlijks uitdijende project een 'uit de hand gelopen hobby'. Zelf twijfel ik. Weliswaar verdient het niks, maar het ligt in het directe verlengde van het schrijven dat ik wél als werk beschouw. Ik zie het hele terrein van mijn schrijverij het liefst als een samenhangend geheel waarvan sommige facetten geld en andere 'slechts' eer of plezier opleveren. Ik hou het dus maar liever simpel, ook voor mijn gevoel van eigenwaarde: de ochtend ging voorbij met werk.
En na gedane arbeid mag men zich vertreden. Dat deed ik, zoals meestal, in het Vondelpark. Mijn tred had het kalme tempo van de dagelijkse wandelaar die precies weet waarheen zijn wandeling hem voert en hoelang hij onderweg zal zijn. Geen gesjok en geen haast. Zoals je l'art pour l'art hebt heb je ook wandelen omwille van het wandelen. Hoogstens sta je even stil om een vogeltje te bekijken of neem je plaats op een bankje om je zonden te overwegen. Niet iedereen begrijpt deze bezigheid, ik hoor vaak mensen zeggen dat ze 'een doel moeten hebben' eer ze te voet op weg gaan. Ik heb dat niet en nooit gehad. Hoe weinig onthecht ik verder ook ben, daarin was ik al vroeg een goede Zen-leerling: de kinhin, het meditatieve wandelen, komt mij aanwaaien. 
Na de wandeling met aansluitend boodschappen doen, anderhalf uur in totaal als ik geen zonden te overwegen heb, ga ik meestal even liggen. Ook vandaag. De katten schieten dan toe en nestelen zich in mijn beide oksels, Snuitje rechts, Snuf links. Vandaag net zo. Na het dutje (soms wel, soms niet met de ogen toe) zet ik koffie om de sufheid af te schudden en werk nog wat, zing een half uurtje, speel wat gitaar, mediteer, blader in vogelboeken, vul gaatjes in de tijd met Wordfeud en ander tijdverdrijf, kook, eet en zet de tv aan. Na het vaste avondprogramma trek ik me terug in mijn slaapkamer en lees een tijd in verschillende boeken tot ik slaap krijg. 
Zo ook allemaal, met kleine variaties, op deze dag. Op het dode punt van de middag (tussen dutje en koffie) vroeg ik me zoals vaker af of het genoeg is, om zo te leven. Of ik er mijn toekomstige pensioen mee kan vullen. Het antwoord op die vraag hangt sterk af van mijn stemming. Vandaag luidde het gematigd positief. Sinds Nieuwjaarsdag had ik mijn dagen op deze manier doorgebracht en ik wilde nog best een tijdje zo doorgaan. Het was een overzichtelijk en vredig leven, vond ik, en dat was zeker wat waard.

De volgende dag werd dat patroon doorbroken. Er stond een bespreking met een theaterdirecteur op de agenda. Hoe onzeker alles ook is, we moeten blijven plannen, desnoods met veel slagen om de arm. De directeur was slim, welbespraakt, geïnteresseerd en enthousiast. Zulke gesprekken ben ik, na al die lamlendige lockdowns, zozeer ontwend dat ik na ongeveer driekwartier moeite had om mijn aandacht erbij te houden. Mijn blik dwaalde af naar de Sloterplas. Daar mistte het flink, de flats van de Burgemeester Hogguerstraat aan de overkant zag ik alleen omdat ik wist dat ze daar moesten zijn. 
Thuis was er nauwelijks tijd voor mijn retraite met de harige broertjes want ik verwachtte een leerling. Mijn eerste dit jaar. Het viel me op hoe makkelijk ik in mijn oude rol gleed en hoe goed het me deed om iets met al die verzamelde vakkennis te doen, er iemand mee op weg te helpen. Hoe fijn het was dat iemand graag (tegen betaling zelfs) wilde horen wat ik allemaal wist. Met mijn naasten is dat lang niet altijd zo. 
Na het uur Schubert kwam mijn vriendin. Ik kookte iets zorgvuldiger dan anders. Eten en tv kijken ging nu vergezeld van dialoog en commentaar. Toen de late talkshow aan de beurt was zei ik alvast welterusten en verdiepte me in The Garden of the Gods van Gerald Durrell. (Sinds ik daar laatst negatief over schreef heb ik dat boek alsnog leren waarderen).
Toen ik het lichtje uitknipte dacht ik twee dingen. Ten eerste, dat ik het heel stimulerend had gevonden om weer van alles met mensen te doen en om verder te kijken dan mijn eigen navel. En ten tweede, dat het een heerlijk vooruitzicht was dat ik de volgende dag weer helemaal niets te doen had. 

1 opmerking:

Hans Valk zei

"Blader in vogelboeken"..
Dat gaat wel goed zo, Jan-Paul. Ik zou me geen zorgen maken over het leven als gepensioneerde.