vrijdag 28 januari 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (31)


1. 

Vandaag zou een goede vriend vijfenzestig zijn geworden. Hij stierf vorig jaar net voor de zomer. Ik zit besluiteloos achter het scherm, kijk naar de eindelijk weer eens blauwe lucht, en denk aan hem. In andere jaren dacht ik hoogstens terloops even aan het feit dat hij op deze dag werd geboren. Zijn verjaardag vierde hij nooit dus een echt agendapunt was het niet. Hoewel we elkaar vaak zagen en veel, eindeloos veel glazen op elkaars gezondheid hebben gedronken gebeurde dat niet op deze dag, die hij zo bescheiden mogelijk vierde, zoals hij ook zijn afscheid zo sober en klein mogelijk wilde houden. Eén uitzondering herinner ik me.
Het was begin of midden jaren tachtig. Ik weet niet of ik al weer in Amsterdam woonde of nog in mijn ballingschap in Midden-Nederland verbleef. Ik denk het eerste, want ik meen me een nachtbus of tram naar huis te herinneren. De reden van het uitzonderlijke feest weet ik al evenmin. Misschien een housewarming party, misschien werd hij vijfentwintig? In elk geval was besloten er iets meer van te maken dan een avondje drinken met vrienden. Ik zou een paar liedjes zingen. Ik had mijn gitaar meegebracht en terwijl ik zong (een Italiaans lied, een Ierse ballade, De flamingant ne me traitez van Wannes van der Velde, herinner ik me) hield iemand de tekst voor me omhoog. Voor een echt optreden was ik als zangstudent nog te bleu, het moest iets van tussen de schuifdeuren zijn. 
Op de terugweg bleek het geijzeld te hebben. De nachtelijk stille straat in Oost was spekglad. Toch al onvast ter been gleed ik uit en viel bovenop mijn gitaartas. Een passant, een lange zwarte man, pakte me onder mijn oksel en tilde me moeiteloos op. Iets mompelend als 'Jij moet wel je drank kunnen hebben man...' liep hij vrolijk verder. In de tram (of nachtbus) merkte ik dat het raar rammelde in mijn foedraal. Ik wuifde het eerst nog hoopvol weg maar er was onmiskenbaar iets stuk. Thuis moest ik vrede sluiten met het feit dat mijn mooie Spaanse gitaar die ik al tien jaar bezat, in diggelen lag. Een hoge prijs voor een feest. Ik kon niet anders dan mijn schouders ophalen en verder leven.

2.

De Poëzieweek is gisteren ingegaan. Ik ben met een scheurkalender Mindfulness bezig en in plaats van een stukje ergens vandaan te plukken voor op de zaterdag (dan doe ik een langer fragment in plaats van een citaat of spreuk) besluit ik een toepasselijk gedicht van Hermann Hesse te vertalen. Die was niet vies van een beetje wijsheid uit het Oosten en ik heb hem al vaak aangehaald. In de bundel Die Späten Gedichte (Insel Verlag 1963) vind ik het volgende gedicht:

Jonge novice in het Zen-klooster

In het Zuiden staat mijn vaders huis,
Zon verwarmt het zacht, de zeewind ruist.
Van mijn thuisland droom ik menig nacht,
Als ik wakker word dan huil ik zacht.

Hebben soms mijn makkers nog ontzag
Voor mijn lot? Ben bang voor hun gelach.
Oude broeders snurken in mijn oren,
Ik, Yu Wang, ben wakker, haast bevroren.

Ooit, ja ooit dan open ik het hek,
Pelgrimsstaf ter hand, en ik vertrek;
Duizend mijlen wandel ik terug
Naar mijn huis en mijn gedroomd geluk.

Maar als Meester met zijn tijgerblik
Mij doorboort, dan smoor ik zucht en snik;
Koud en gloeiend heet voelt heel mijn lijf,
Bevend schaam ik mij en blijf, en blijf.

Junger Novize im Zen-Kloster I
Hermann Hesse, 1961
Vertaling: © JPvS 


Geen opmerkingen: