dinsdag 28 september 2021

KIBBELING


De strandopgang deed me denken aan de beroemde slotscène uit Close Encounters of the Third Kind. Een stroom mensen bewoog zich over een houten pad richting de onzichtbare zee. We kwamen uit de beslotenheid van de duinen waar een honingkleurig schemerlicht had geheerst. Hier glansde de ruimte oogverblindend. De badgasten die het eind van de vlonder hadden bereikt stonden gevangen in een aureool voor ze over de duintop omlaag verdwenen.
We stonden een beetje besluiteloos naast de strandtent, die er niet erg aanlokkelijk uitzag en bovendien niet recht op zee uitkeek. 
'Laten we even het strand oplopen,' zei ik. 'Nu we hier toch zijn.'
Mijn vriendin toonde weinig enthousiasme. Dit waren omgedraaide rollen. Normaal is zij de ondernemende, nieuwsgierige, ben ik de afhoudende, remmende factor. Maar ze had honger.
We liepen het houten pad op in de richting van het licht. Boven aangekomen zagen we rechts onder ons een échte strandtent, van hout, zo één op palen. Luctor et emergo, heette het bevlagde paviljoen. Dat maakte een eind aan alle besluiteloosheid. Beneden lieten de we de strandtent nog even op ons wachten. Ik was al zo lang niet in het water geweest. Vóór corona, het zwembadje van mijn schoonzus in Spanje, rekende ik uit. Ik deed mijn schoenen en sokken uit en stroopte mijn broek omhoog. Het harde zand met schelpjes voelde goed. Ik waadde door een binnenzeetje en bereikte de branding. Liet het bruisende water over mijn voeten spoelen. Mijn vriendin waadde naar me toe, twee paar schoenen in haar handen. 'Het wordt vloed, ik heb de jouwe ook maar meegenomen.' Ik zag dat het binnenzeetje snel dieper werd en ons de pas dreigde af te snijden. 'Snel, terug! De muien komen op! We verdrinken!' Lachend ploeterden we strandwaarts. 
In Luctor et emergo zaten we in de honinggele namiddagzon en keken hoe een medewerker onvermoeibaar corona-apps controleerde; telkens stuitte hij op technische of menselijke problemen, maar nooit scheen hij zijn goede humeur te verliezen. Hoe lang gaat die man dat volhouden, dacht ik. Dit was dag één. Maar keer op keer moeten uitleggen waarom je hier ook op het terras alleen met een geldig paspoort mocht zitten, en waarom je dan ook nog geplaceerd werd op de koop toe (ja, waarom eigenlijk?) - dat maakt een mens op den duur opstandig, lijkt me. In ruime gelegenheden als deze, waar de anderhalvemeter-regel alleen een papieren begrip was geweest, betekende versoepeling in de praktijk verzwaring. Wat vorige week nog mocht was nu verboden. 
De zon verdween en het werd snel fris. We schraapten het opgedroogde zand van onze voeten, deden onze schoenen aan en gingen naar binnen. Al snel zaten we achter een enorme portie kibbeling met friet. 
Toen we weer naar buiten liepen wiste de kaartjesknipper zich het zweet van het voorhoofd. 
'U krijgt van mij een tien! Wat een engelengeduld!' zei mijn vriendin.
Hij glimlachte zoetzuur.


Geen opmerkingen: