Mijn dochters zijn een week in Zeeland om eens lekker uit te waaien. In de loop van de komende stille dagen zal ik ze gaan missen, dat weet ik nu al. Maar voor een dag of twee is het wel fijn om het huis helemaal voor je alleen te hebben, als je dat niet meer gewend bent. Gisteren was het Allerzielen. Ik besloot de feestdag in afzondering en contemplatie door te brengen en alle zorgen van onze tijd uit mijn agenda te schrappen. En ik wist precies hoe ik dat zou gaan doen.
Nadat ik 's middags boodschappen had gedaan sloot ik de deur met beide sloten. Ik verving mijn jeans door een oude pyjamabroek, stapte in mijn pantoffels en deed mijn schapenwollen vest aan. Ik trok de gordijnen dicht hoewel het nog schemerde. Nadat ik voorbereidingen voor het eten had getroffen zette ik een kaars op mijn bureau, stak die aan, schonk me een glas wijn in, stak een pijp op, gewoon binnen, tijd genoeg om te luchten, en toverde op mijn nieuwe iMac de gedichten van Louis Aragon tevoorschijn. Ik koos er een uit en begon te vertalen. Uit de keuken dreef de troostrijke geur van zachtjes pruttelende ragout.
De liefdesverzen die Aragon in de jaren veertig voor zijn vrouw Elsa schreef passen perfect in deze sombere tijd. In de gedichten klinkt de oorlog mee en het verzet; de sfeer van angst en dreiging is nooit ver weg en de wereld is een gevaarlijke, onherbergzame plaats. Maar als een beschut en warm licht in die onherbergzaamheid is er de liefde voor Elsa, waarin de dichter de troost en veiligheid zoekt die in het openbare leven niet meer is te vinden.
Na een uur of twee stond een eerste versie van Les mains d'Elsa op het scherm. De geur van Bolognesesaus was inmiddels intens geworden. Ik blies de kaars uit en liet mijn computer sluimeren. Ruim op het tijd voor het achtuurjournaal, om toch nog even, van een veilige afstand en door een klein venstertje, naar het wereldgebeuren te gluren. Daarna lagen Mary Shelley's Frankenstein en Paulus en de eikelmannetjes op me te wachten.
ELSA’S HANDEN
Geef mij je handen om tot rust te komen
Geef mij je handen die ik in eenzaamheid
Zo vaak terugzag in benauwde dromen
Geef mij je handen tegen angst en spijt
Als ik ze veel te gretig heb omkneld
Mijn handpalm angstig haastig en beschroomd
Als ik ze vastpak als de sneeuw die smelt
En rondom van mijn koude handen stroomt
Zul jij ooit weten wat mijn rust verstoort
Wat mijn gemoed zo loodzwaar heeft beladen
Zul jij ooit weten wat mijn hart doorboort
Wat ik toen ik versaagde heb verraden
En wat die diepe taal te zeggen heeft
Dat dierlijk stomme spreken van de zinnen
Zonder een blik die in weerspiegeling leeft
Dat woordeloze beven van het minnen
Zul jij ooit weten wat die vingers denken
Van hun maar even vastgehouden vangst
Zul jij ooit weten wat hun stille wenken
Herkennen wil van een verwante angst
Geef mij je handen voor mijn hart als wapen
Zodat de wereld stil is een moment
Geef mij je handen dat mijn ziel kan slapen
En dat mijn ziel een eeuwig slapen kent
Geen opmerkingen:
Een reactie posten