dinsdag 10 november 2020

WASBEURT

Ik ben geen impulsief iemand. Tussen aanvechting en daad ligt een heel niemandsland van aarzeling, bespiegeling, laksheid en moedeloosheid waardoor ik moet ploeteren voor ik tot actie kom. Meestal blijf ik steken in dat moeras en komt er niets terecht van die eerste vonk van dadendrang. Maar soms...

We zouden eigenlijk ergens gaan wandelen. Waar was nog onduidelijk, ergens bij mij in de buurt waarschijnlijk, dus ik zou opgepikt worden. Maar mijn vriendin had net haar haar in de henna gezet en dat moest, na het intrekken, nog uitgespoeld worden en daarna drogen. Ook moest er nog een pakje bij een dorpsgenoot bezorgd worden. En nog zo wat.
Ik zat al startklaar, schoenen aan, en keek op de klok. 'Ja maar,' sputterde ik, 'dan ben je pas om drie uur hier. Wat moet ik al die tijd doen? Ik heb al genoeg achter het scherm gezeten de afgelopen dagen. Mijn hoofd is beurs. Ik kom wel naar jou toe en dan zien we wel.'
Ik sloot mijn computer af, verzamelde wat ik mee moest nemen en ging de deur uit. Het was lekker fris, zonnig en windstil. De bomen waren geelgoud maar rafelig, de winter was niet heel ver meer. Zachtjes wiegde nu en dan een blad naar beneden. Een prachtige zondagmiddag.
Terwijl ik door de polders naar het noorden reed kreeg ik plotseling een dwaas idee. Ik zou mijn auto gaan wassen. Dat was precies waar ik na dagen van vertalen en teksten corrigeren behoefte aan had. Mijn auto wassen. Want die was erg vies, dat had ik gezien in die heldere novemberzon. Gewoontegetrouw hield ik er rekening mee dat deze briljante inval zou stranden nog voor ik mijn bestemming had bereikt.
Maar nadat ik mijn vriendin had begroet legde ik het voornemen vast. 'Ik dacht dat ik mijn auto maar eens moest gaan wassen.' Ze trok hoge wenkbrauwen op onder haar rood besmeurde plastic kapje. 'Jij? Je auto wassen?'
'Ja,' zei ik, 'is dat zo gek? Dat heb ik wel vaker gedaan toch?' Inderdaad had ik eens, misschien vijf jaar, misschien langer geleden, met haar hulp, mijn toenmalige Ford Focus een grondige schoonmaakbeurt gegeven. Maar verder dan een incidentele wasstraat kwam ik in de regel niet.
Mijn vriendin wist nog ergens een flesje Wash & Wax te liggen. Ze gaf me een emmer en wees op een grote ketel heet water die op het vuur stond. 'Meng daar wat van bij, dan krijg je niet zulke koude handen.'

Zo stond ik even later over mijn grijze auto gebogen met emmer, spons en doekje. De zon scheen, er kwetterde een naamloos zangvogeltje in de top van de boom alsof het lente was. Zes, zeven keer liep ik af en aan met de emmer. Mijn overhemd was al behoorlijk doorweekt. Steeds als ik meende dat de carrosserie nu toch echt brandschoon was zag ik door de genadeloze helderheid van de lage zon hoe er zanderige strepen op achtergebleven waren. Toen ik uiteindelijk voor het laatst een volle emmer over het dak plensde was met het vuil ook Louis Aragon verdwenen. Geen Alexandrijn dreunde nog na in mijn hoofd. Zelfs Trump, Biden en corona waren daaruit verjaagd.
Mijn vriendin kwam terug van het bezorgen van haar boodschap en was onder de indruk. 'Een enorm verschil,' zei ze prijzend. 'Hij is weer helder blauw.' Daarna nam ze het sponsje van me over om met geduldige precisie het ingesleten vuil van de motorkap weg te poetsen dat ik er niet af had gekregen.
We bekeken samen het resultaat. Als nieuw, mijn automobilofiele zoon zou trots op me zijn.
'Auto wassen in het weekend,' zei ik tegen mijn vriendin terwijl we naar binnen liepen. 'Ik ben dan toch eindelijk een echte man geworden. Tijd voor een biertje.'
Die man had de volgende morgen overal spierpijn.


Geen opmerkingen: