vrijdag 12 september 2014

Het beeld als last, het woord als ballast


Onder de titel ‘Vinden jullie Marlene Dumas echt zo goed?’ schreef Volkskrant-journalist Sander van Walsum afgelopen dinsdag een column die de kunstzinnige gemoederen flink ophitste. Ook ik las deze aanklacht tegen de jongste hype in de beeldende kunst gniffelend van instemming. Ik had me flink geërgerd aan Joost Zwagermans juichende exegese van Dumas’ werk in DWDD en was het op voorhand eigenlijk al eens met van Walsums oordeel, dat we hier met de nieuwe kleren van een keizerin te maken hadden. Niemand die zo irritant kan lullen over kunst als Zwagerman, of het moet Jasper Krabbé zijn.
Van Walsum stelt dat de blabla van de Zwagermannetjes een onderdeel is geworden van moderne kunst. Een kunstwerk is de som van het ding zelf en wat erover gezegd wordt door een select publiek van kenners. Om die dialoog te stimuleren moet een kunstwerk een beetje onaf zijn. Wij moeten betrokken kunnen raken bij de worsteling van de artiest. Sinds de dagen van Van Gogh zien we liever zielepijn die tot meelevende woorden uitnodigt dan volmaakte plaatjes, waarvan niet veel meer gezegd kan worden dan dat het ‘mooi of knap’ is.
In onze interactieve tijd willen we niet langer opzien tegen volmaakte schoonheid, maar meelijden met de vent of vrouw achter het kunstwerk. Onvolmaaktheid wordt dramatischer, interessanter gevonden dan perfectie. Human interest wordt een factor van essentieel belang. We staan verder af dan ooit van de anonieme middeleeuwse artifex, en zeg nou zelf, voor perfectie hebben we de fotografie al.
Zo begreep ik zijn stuk. En mijn oordeel over deze nieuwe succesvolle expositie en onze nieuwe nationale schildertrots had ik al klaar. Zo luidde het: iedere tijd krijgt de kunst die zij wil zien. Wij willen blijkbaar de stroom afbeeldingen die dagelijks via de media over ons wordt uitgegoten nóg eens zien in het museum, maar dan, met de woorden van Trouw-columnist Wim Boevink, ‘gewassen in verf’. Ofwel een beetje klunzig nageschilderd, zodat we er de associatie ‘kunst’ aan kunnen koppelen. De blabla doet de rest.

Twee dagen later ging ik naar het Stedelijk Museum om te zien of ik écht vond wat ik vond, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik probeerde mijn hoofd leeg te maken om onbevooroordeeld te kunnen kijken.
Het bleek volledig anders uit te pakken dan ik had verwacht. Ik was onmiddellijk na het betreden van de eerste zaal onder de indruk van wat ik zag. Al die koppen, al die meer dan levensgrote mensen met starende zwarte ogen, ze beangstigden me zelfs een beetje. Het waren geen mooie, maar wel erg krachtige beelden.
Het procedé van Dumas kon ik goed volgen aan de hand van een portret van Phil Spector. Ik kende de foto die eraan ten grondslag ligt. Die is ontluisterend genoeg, maar de versie in verf is ronduit onthutsend, en snijdt een stuk dieper dan de toch vrij toevallige cameraopname.
Maar zo gauw gaf ik me niet gewonnen! Ik had die dag een uitstekend humeur, een beetje hypomanisch zelfs. Misschien drenkte mijn stemming wat ik zag in te mooie tinten? Om de proef op de som te nemen liep ik een willekeurige andere zaal in. Een installatie van een Turkse kunstenaar, bestaande uit een tweetal stukken blank papier aan een witte muur, en een wand die beschilderd was als het behang van een hippiekamer in de Sixties riepen meteen de vertrouwde aan haat grenzende afkeer in me op. Niets aan de hand met mijn kritisch vermogen.
Ik kon niet anders concluderen dan dit: Dumas voldoet glansrijk aan het eerste criterium dat ik aan kunst stel. Een beeld moet op zichzelf genoten kunnen worden, zonder voorkennis van de ‘bedoelingen’ van de maker, kunsthistorisch commentaar of intellectuele interpretatie. We moeten een raar armpje niet ‘begrijpen’, maar de noodzaak van die vreemde proporties intuïtief zien doordat het beeld ons daartoe dwingt. Sterke kunst doet dat.
Dumas is in zekere zin het slachtoffer geworden van een hype rondom haar werk. Maar Zwagermans woorden raken deze schilderijen niet; ze glijden ervan af. Als de loze praatjes van een gelikte brochure.
Of het daarmee ook de onsterfelijke kunst is die de dweepzieke volgelingen ervan maken, dat weet ik niet. De tijd zal het leren. Maar voor mij is het zo mooi genoeg. Ik werd voor het eerst sinds lange tijd echt geraakt door een verzameling afbeeldingen. En wat wil je nog meer?


(Illustratie: Phil Spector door Marlene Dumas)

2 opmerkingen:

Unknown zei

dat geblablabla geblaat over kunst is om ziek van te worden. zo schreef laatst iemand, naar aanleiding van de aanschaf van een archaïsche Cypriotische kop door Leiden, dat de zgn. archaïsche glimlach van het portret onmiddellijk een link legde met de moderne toeschouwer: ja hoor, lul maar lekker een eind weg! laat nooit je eigen oordeel gekleurd worden door het stupide geklets van 'kenners'. die weten er net zoveel of zo weinig vanaf als jij. eigen oordeel eerst! XXX

Roberto zei

Ik heb eerlijk waar al die tijd gedacht dat het afgebeelde portret Willem Holleeder was. En ik maar altijd beweren dat ik beter kijk dan de meeste mensen!