dinsdag 30 september 2014

DE DIOGENES CLUB


In mijn lezing van de Sherlock Holmes-sage ben ik nu aanbeland bij The Final Problem, waarin Conan Doyle zijn held in een ravijn laat storten. Conan Doyle was moe van Holmes, en dat kon ik zien: de verhalen waren allengs nogal dunnetjes geworden. Hij kwam er overigens niet mee weg, het publiek joelde om meer, en voor de rest van zijn leven zat hij aan de detective vast. Pols aan pols, met handboeien. Ook voor wat een mens schrijft heeft hij verantwoordelijkheid.
Maar in The Greek Interpreter, het op twee na laatste verhaal van wat de slotreeks had moeten worden, gebeurt op de valreep nog iets opmerkelijks: Holmes blijkt een broer te hebben, Mycroft. Een grote, dikke man die nog veel genialer is dan Sherlock zelf maar te lui, te weinig ambitieus en te mensenschuw om zich daadwerkelijk te storten op het detectivewerk. Hij lost misdaden op zoals een ander een cryptogram, vanuit zijn luie stoel.
Deze Mycroft Holmes brengt zijn vrije tijd door in de Diogenes Club:

‘Er zijn veel mannen in Londen, weet je, die, sommigen uit verlegenheid, sommigen uit misantropie, geen zin hebben in het gezelschap van hun medemens. Toch zijn ze niet afkerig van comfortabele stoelen en de nieuwste tijdschriften. Het is voor het gemak van dezen dat de Diogenes Club werd opgericht, en die omvat nu de meest onsociale, ongezellige (‘unclubable’) mensen in de stad. Het is de leden niet toegestaan om de minste notitie van de anderen te nemen. Behalve in The Stranger’s Room is praten onder geen enkele voorwaarde toegestaan, en drie overtredingen, wanneer onder aandacht van het comité gebracht, zijn voldoende om de prater voor schorsing in aanmerking te laten komen. Mijn broer was een van de medeoprichters, en ikzelf vind het een heel kalmerende omgeving.’

Een briljant idee, dacht ik meteen. En ik kende het al langer: het werd door anglofiel Godfried Bomans hilarisch uitgewerkt in zijn verhaal De club der zwijgers. Wat echter zowel Conan Doyle als Bomans over het hoofd hebben gezien, is dat deze heren misantropisch noch contactgestoord zijn. Nou ja, niet helemaal. Want voor comfortabele stoelen ontbrak hun bepaald het geld niet, en tijdschriften hadden ze ook thuis kunnen laten bezorgen. De leden van deze sympathieke club willen, en daar gaat het om, zwijgen in gezelschap. Hun medemens wel om zich heen hebben, maar er niets mee hoeven uit te wisselen. De troostende warmte van de roedel voelen en toch op zichzelf zijn.

Dit weekend bracht ik goeddeels alleen door. Omdat mijn vriendin haar schaarse vrije tijd aan mantelzorg voor haar zieke moeder moest besteden viel ik buiten de boot. Mijn sociale leven is sinds ik gestopt ben met drinken ernstig versoberd maar het viel me nu pas op hoe wankel het eigenlijk is – één pijler eronderuit en ik was aan mijn lot overgelaten. Wat te doen met de avond? Televisie en computer boezemden me afschuw in, die had ik de hele week al te veel gezien. Ik besloot niet te gaan zitten kniezen en naar buiten te gaan.
Zo zat ik zaterdagavond tussen een zaal vol zwijgende mensen naar Clouds of Sils Maria te kijken. Anders dan in een café was iedereen hier alleen, ook wie samen was gekomen. We zagen allemaal hetzelfde, ook al hadden we daar ieder voor zich andere gedachten bij. Ik voelde me opgenomen in een veilige, eensgezind zwijgende groep en genoot van de film.
Zo blijkt er dus van de exclusieve Diogenes Club een variant voor de smalle beurs te bestaan, gewoon om de hoek. De bioscoop. Alleen het comfort van de stoelen liet te wensen over.


1 opmerking:

Daniël zei

(zwijgende reactie) :)