vrijdag 1 september 2023

SEPTEMBER

 

Het werd september. De weerkundige herfst was begonnen, de r zat in de maand. Voorheen Rookzanger haalde zijn mouwloze vakantiejack leeg en hing het aan de kapstok. Een deel van de inhoud - een notitieboekje, een pen, een strook pillen, autosleutels - hevelde hij over naar zijn ribfluwelen colbert. Te zijner tijd zou dat weer plaatsmaken voor een leren jas maar zover was het nog niet, er werd zelfs nog zomerweer verwacht, het nieuws had over een hittekoepel gesproken.
Voordat hij naar buiten ging deed hij na enige aarzeling een zijden sjaaltje om dat paste bij het cognackleurige colbert en zette hij een hoed op. Het viel hem in dat hij de afgelopen maanden het dragen van hoeden aanstellerij had gevonden. Hij had weleens met zijn alledaagse hoed (hij had er ook een voor hoogtijdagen) in zijn hand gestaan en hem toch maar weer bovenop de kapstok gelegd. Die tijd, de tijd van poses en je groot voordoen, was voorbij, had hij vermoed, maar nu bleek dat de keus voor een hoofddeksel ook gewoon met het seizoen te maken had. Het weer was wisselvallig, er kon, ook niet voorspeld, zomaar een buitje neerdalen uit de drukke wolkenlucht. Een paraplu was nog overdreven, maar een hoed precies goed. 
De dag ervoor had het geregend, heel even maar, toen hij bij de ingang van Artis had staan wachten. Spikkels nat, speldenprikjes, daarna een zonnige en warme middag, een middag van giraffen, loslopende lemuren, luierende gorilla's, zeeleeuwen, tarantula's en reuzenschildpadden, besloten met een drankje en een ijsje op het terras van het Planetarium. Vooral herinnerde hij zich de handjes van zijn kleinkinderen die tijdens de wandeling in de zijne werden gelegd, het kleine handje van zijn driejarige kleinzoon en het wat grotere van zijn zevenjarige kleindochter, met het vrolijke gat in haar bovengebit waar binnenkort grotemensentanden zouden komen.
Hij trok de buitendeur achter zich dicht, snoof de koele geur van de dag op, liep naar zijn auto en reed naar Nieuw-West, zeilend in z'n vier, want de benzine was bijna op en er was geen tankstation langs die route. Zijn hoed liet hij bij nader inzien achter in de auto. In het Boothuis aan de Sloterplas, waar hij een bespreking had met zijn collega-redacteur, besloten ze ondanks de grijze hemel buiten aan de schragen tafels te gaan zitten, binnen zitten kon altijd nog, een herfst en een winter lang. 
Terug in de stad wandelde hij zijn gebruikelijke rondje door het Vondelpark. Op het bankje tegenover het verlaten ooievaarsnest zag hij een ijsvogel voorbijschieten. Op een vermolmde boomstronk, van het pad af, waren zwavelzwammen opgeschoten. Ernaast lag een kapotte paraplu.
In de Albert Heijn stond het eerste bockbier in de schappen.


Geen opmerkingen: