dinsdag 23 februari 2021

Onrust, vooral


Ik heb me iets te licht gekleed en ben gaan lopen,
heb door de nog te koude stad gedwaald op zoek
naar lichtval, naar een goede geur, een invalshoek,
een zaak waar ze die witte wijn van toen verkopen.
Ik wilde weer de lente drinken uit een glas....

Uit: "De lente als persoonlijk bezit", Robert Eksteen, van de cd "Dwarsliggers"

De lange zondagmiddag hadden we buiten doorgebracht. Mijn vriendin met het planten van een amandelboompje, ik met het opzetten van een boom over alles wat ik had gedacht en meegemaakt de afgelopen dagen. Die avond ging ik vroeg naar bed, te moe om meer dan een halve bladzij te lezen.
De volgende morgen zag ik dat mijn gezicht rondom de ouwelijke lockdownbaard een roze biggetjeskleur had. Mijn vriendin hield een ingewikkeld verhaal over haar computer- en internetproblemen maar ik luisterde maar half en onderbrak haar op zeker moment tactloos, want ik had gezien dat er buiten twee meesjes bezig waren met het nestkastje. Dat feestelijke moment mocht niet onopgemerkt blijven. Toen de meesjes na hun eerste inspectie van de toekomstige kraamkamer weer verderop waren gefladderd probeerde ik me alsnog te verdiepen in de geheimen van telefonie en mailverkeer maar mijn kop bleef ergens anders.

Thuis moest ik aan een nieuwe tekstklus beginnen, de vorige had ik de vrijdag ervoor afgemaakt en ingeleverd. Maar ik merkte dat ik er te ongedurig voor was. Ik deed een tussenjas aan, iets tussen colbert en winterjas in, en liep naar het park. Daar was het druk. Groepjes jongelui meenden de lente kracht bij te moeten zetten met op hun fiets meegezeulde speakers waaruit muziek klonk waar ik niet van hield. Op een bankje in de buurt van het nog onbemande ooievaarsnest streek ik neer. Al gauw zag ik dat het in de lucht ook drukker dan anders was. Twee zwartwit getekende vogels, ongeveer zo groot als een spreeuw, fladderden om elkaar heen met veel gedoe, van boom naar boom. Ik stond op om ze beter te kunnen zien. Het heldere rood op kop en onderlijf was duidelijk. Grote bonte specht. Ze deden een mooie pantomime, waarin de een de ander een verzonnen wormpje voorhield. De ontvanger sperde de bek wijd open en sloeg driftig met de veertjes. Daarna werd er suggestief gehamerd op een plek hoog in de boom waar een nest gebouwd zou kunnen worden. Baltsrituelen.

Ik verliet het park. In de Van Baerlestraat was ongewoon veel verkeer. De lucht was smoezelig. Met een rare oranjekleur die iets met Saharazand te maken scheen te hebben. Ik deed mijn maskertje voor, ging de Albert Heijn binnen en kocht een fles wijn. Op een gewone maandag. Iets wat ik normaal nooit doe, want ik heb een alcoholprobleem gehad en moet oppassen. Ik kan niet beschrijven waar die impuls vandaan kwam, waarom ik die noodzaak voelde. De wereld kwam opeens zo hard op me af. Ik voelde me niet senang, was rillerig zonder koorts te hebben. Ik had behoefte aan verdoving. Maar ook zin in euforie. Grüner Veltliner, als ze Luxemburgse wijn hadden verkocht was het die geworden: de mythische, rinse wijn van mijn jeugd. Thuisgekomen dronk ik een glas dat, door schuldgevoel, niet meteen wilde smaken. Het voelde of ik mezelf aan het troosten was. Maar ook of ik wat te vieren had. Ritalin of oxazepam, kopje thee of espresso, ik wist het niet. Onrust vooral. Lente.


Geen opmerkingen: