vrijdag 10 juni 2016
Uriah Heep en het Kralenspel
Toen ik twee jaar geleden begon het oeuvre van Conan Doyle te lezen vielen me al gauw een paar opvallende gelijkenissen op met het magnum opus van Tolkien, The Lord of the Rings. Her en der vond ik de voorbeelden die Tolkien (mogelijk geheel onbewust) voor ogen moeten hebben gestaan bij een aantal belangrijke scènes. Ik las verder, ging van Sherlock Holmes naar The Lost World en de andere Professor Challenger-boeken, en vond er nog veel meer. Zoveel, dat ik geloofde een heuse ontdekking te hebben gedaan - want noch op internet, noch in de boeken die ik bezat over de Oxfordse don werd het verschijnsel ook maar aangestipt. Conan Doyle werd niet eens genoemd in het uitgebreide namenregister van biografieën en verzamelde correspondentie.
Maar wat moet je met zo'n inzicht? Als ik er handen en voeten aan wilde geven zou ik alles opnieuw moeten lezen en alle betreffende passages moeten onderstrepen. Had ik dat nou maar eerder gedaan, toen ik, laat ik zeggen, de eerste twee congruenties had ontdekt. Maar toen dacht ik nog aan toeval. En toen het patroon duidelijk was geworden was het eigenlijk al te laat. Geen potloodje gehanteerd, geen aantekenboekje bijgehouden, geen harde bewijzen voor mijn schokkende inzicht beschikbaar.
Nee, laat maar. Ik zou hoogstens ooit een student Engelse letterkunde een mooi onderwerp voor een scriptie aan de hand kunnen doen.
Maar onlangs werd het allang gedoofde vlammetje opnieuw aangestoken.
Ik lees David Copperfield, de grote autobiografische roman van Charles Dickens. Al vrij vroeg in het boek treedt er een excentrieke voddenhandelaar aan die opvallend veel op Tolkiens personage Gollem lijkt. Hij doorspekt zijn zinnen met 'een soort geratel achter in de keel' dat klinkt als 'goroo', en spreekt net als Gollem in de eerste persoon meervoud. Ik vertaal:
'O laat ons het jasje zien!' riep de oude man. 'O mijn brandend hart, laat ons het jasje zien! O mijn ogen en leden, tevoorschijn ermee!'
Onderwijl nam hij zijn bevende handen, die op de klauwen van een grote vogel leken, uit mijn haar; en zette een bril op, niet bepaald een sieraad voor zijn ontstoken ogen.
'O, hoeveel voor het jasje?' riep de oude man, nadat hij het onderzocht had. 'O - gorroe! - hoeveel voor het jasje?'
'Een halve kroon,' antwoordde ik, me vermannend.
'O mijn longen en lever,' riep de oude man, 'nee! O mijn ogen, nee! O mijn leden, nee! Achttien pence. Gorroe!'
Elke keer dat hij die uitroep slaakte, leken zijn ogen op het punt te staan uit hun kassen te barsten; en aan iedere zin die hij sprak gaf hij een soort wijsje mee, altijd precies hetzelfde, en meer als een windvlaag, die laag begint, hoog klimt, en weer daalt, dan enige andere vergelijking die ik ervoor kan bedenken.
Ach, dacht ik. Weer zo'n echo van het leesvoer dat de jonge Tolkien ongetwijfeld tot zich heeft genomen. Is het niet logisch dat alles wat je als kind leest, later doorklinkt in je eigen werk? Ik zou waarschijnlijk nog wel meer plaatsen in de Britse literatuur vinden die model hadden gestaan voor gebeurtenissen of personages uit dat toch niet zo unieke boek, als ik verder las in de canon van de klassieke fictie. Niet Tolkiens schuld, gorroe!, nee! Naïviteit en gebrek aan belezenheid van mij, eerder, gollem!
Maar ik was er nog niet. De introductie van Uriah Heep stookte het weer lekker flakkerende vlammetje van vergelijkend literatuuronderzoek op tot een flinke brand. Dit onderkruipsel, deze verpersoonlijking van alles wat slijmerig, gluiperig en kruiperig is moest in alles behalve de wij-vorm en het keeltikje model hebben gestaan voor Tolkiens geliefde en gehate creatuur. Hierin bleek zelfs het internet me steun te geven. Op een forum noemt iemand de opvallende gelijkenis en stelt zich de vraag die ik mij stelde: heeft dan niemand anders dit gezien? En dan te bedenken dat ik Uriah Heep tot voor kort alleen maar had gekend als een rockgroep uit mijn jeugd! En er is meer: de zieke relatie van Grima Wormtongue en Koning Theoden uit LOTR is maar al te duidelijk gebaseerd op de morbide verhouding van Uriah Heep met zijn werkgever, meneer Wickfield, een door drank en weemoed aangetaste notaris, die geheel in de ban van zijn perverse klerk komt en wilsonbekwaam wordt. Zo is Gollem het neefje van Wormtongue, een combinatie van twee personages uit David Copperfield; een geslaagde combinatie, dat blijft recht overeind.
Wat ik ondertussen met al deze kleine ontdekkingen moet weet ik nog steeds niet. Ik beschouw het maar als een spel. Als zodanig lijkt het op het Glasperlenspiel uit Hermann Hesse's gelijknamige boek. Dat 'Kralenspel' wordt nogal vaag omschreven als een soort intuïtief verbanden leggen tussen allerlei hoogtepunten uit de menselijke beschaving, een inzichtsspel voor erudiete mensen. Ik begreep vroeger nooit hoe dat in zijn werk moest gaan, maar het begint me te dagen. Als ik maar genoeg doorlees en vlijtig verder studeer en genoeg dwarsverbanden leer leggen ontstaat er een patroon, dat de uniciteit van de dingen relativeert en ze, de dingen, in een groter verband plaatst. Originaliteit is wat overblijft als je al die dwarsverbanden en ontleningen buiten beschouwing laat. Ik denk dat er uiteindelijk weinig originaliteit zal blijken te bestaan.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
4 opmerkingen:
Ik zag de titel van je stukje en dacht meteen "jeugdsentiment!".
Maar het blijkt meer dan dat. Interessante materie, zonder meer.
Dat referenties aan het verband tussen het werk van Conan Doyle en dat van Tolkien nergens op internet te vinden zijn, kan inderdaad betekenen dat ze nog niet eerder werden geconstateerd.
Ik sluit echter ook niet uit dat zij die het mogelijk wèl eerder constateerden, niet tot de internetgeneratie behoorden. Hoewel het werk van Tolkien eigenlijk pas ècht populair werd in de jaren zestig van de vorige eeuw en vele lezers van toen de zestigers van nu zijn. Het grootste deel daarvan heeft internet wel in zijn of haar leven geïntegreerd, denk ik.
Toch merk ik hier en daar wel dat er een soort breuk aan het ontstaan is: internet zaagt aan de poten van het lezen van literatuur. Hoeveel zal er over twintig jaar op internet nog worden geschreven over 19e en 20 eeuwse schrijvers?
Anderzijds vraag ik me af in hoeverre Tolkien -en Conan Doyle, for that matter- door vorige generaties literatuurwetenschappers voor vol werden aangezien. Wie van hen las in de jaren vijftig en zestig Conan Doyle èn Tolkien?
Jethro Tull was in eerste instantie een Britse 'agriculturist' uit de 19e eeuw; dàt wist ik wel. Dat Uriah Heep een romanpersonage van Dickens is, was me tot nu toe ontgaan.
Zelf was ik ook kortstondig fan van gelijknamige band. Nu is het muziek die me niet veel meer zegt, net als die van vergelijkbare bands, zoals Deep Purple.
Sommige muziek uit de jaren zestig en zeventig reist niet met je mee.
PS.: Ik kom er net achter dat Jethro Tull geen 19e-eeuwer was. De man leefde van 1674 - 1741.
Frontman van JT Ian Anderson heeft een rock-opera gemaakt, gebaseerd op bewerkte bestaande nummers, over de agrarische vernieuwer van wie ze de naam hebben geleend. Dat was voor mij het moment om af te haken, na een jarenlange hondstrouwe belangstelling.
Dat zag ik ook. Ik ken die rock-opera (werd hier en daar ook wel een liedcyclus genoemd; dat klinkt wat minder pretentieus) niet, dus ik kan er weinig over zeggen.
Hondstrouw kun je mijn waardering voor JT niet noemen. Maar hun muziek uit de jaren zeventig blijft in dit tijdsgewricht wat mij betreft veel beter overeind dan die van Uriah Heep.
De manier waarop Anderson zonder veel nadruk inspiratie putte uit de Britse folktraditie en dat weer combineerde met jazzinvloeden, heb ik altijd bijzonder gevonden.
Bovendien is Anderson een tamelijk eigenwijs en idiosyncratisch man. Een A-typische rockster. Ik hou daar wel van..
Een reactie posten