Gisteravond was ik met dochter en vriendin bij een uitvoering van Stephen Sondheim's Sweeney Todd, in het Zonnehuis in Amsterdam-Noord. Vijf sterren in de Volkskrant, en terecht, vond ik. Ik ben geen musicalliefhebber, maar dit stuk verkent de grenzen van het genre en gaat daar soms met vliegende vaart overheen. Muzikaal was er veel te genieten, en ook de vindingrijke enscenering was uiterst sympathiek. Sterren Henk Poort, Vera Mann en René van Kooten benutten met zichtbaar ambachtelijk plezier de beperkte mogelijkheden van het theatertje ten volle, omringd door een goed ensemble en begeleid door vier voortreffelijke instrumentalisten.
Het werd de hoogste tijd dat ik Sweeney Todd eens zag; dat had vijfentwintig jaar geleden al moeten gebeuren. In gedachten ging ik terug naar die tijd.
Ik was midden dertig en had me net met volle overgave gestort in het Napolitaanse avontuur van ons duo La Passione, toen ik gevraagd werd om auditie te doen voor de Nederlandse versie van Sondheim's musical. Waarom niet? Op een katterige maandagmorgen ging ik voorzingen, ik was nummer tweehonderd zoveel. Een Italiaans lied uit mijn standaardrepertoire, los uit de strot en los uit de pols. Geen zenuwen want er stond niets op het spel. Al snel werd ik gevraagd voor een tweede ronde. Nu ging ik toch even nadenken. Wilde ik dit eigenlijk wel? Ik was net zo lekker bezig met La Passione, we begonnen op te vallen en werden veelbelovend genoemd. Maar goed, de uitnodiging was eervol, vond ik, en ik kon die toch moeilijk weigeren. Ik ging naar Aalsmeer, waar de Van den Ende studio's gevestigd waren. Na het voorzingen vroegen ze me een stukje van de Todd-partij te doen. Ik kende de muziek niet maar las het min of meer foutloos van blad - niet al te lastig. Daarna dronk ik een biertje met een zanger die ik kende en stapte op de bus naar huis.
Die middag nog ging de telefoon. Ze wilden me graag hebben. Als ensemblelid en stand-in voor Ernst Daniel Smid, die de hoofdrol zou zingen. Ik scheen op hem te lijken, vandaar misschien. Oef! Daar was ik niet op voorbereid. Ik belde mijn kompaan Vincent en we hielden krijgsraad bij een fles grappa. Zo'n musicalproductie zou betekenen dat ik in elk geval een jaar lang het net zo lekker gloeiende kooltje La Passione zou moeten laten afkoelen. Geen tijd voor iets anders, wat dan ook. Met huid en haar door de musical opgeslokt. En het loon was zeer matig, dat hadden ze me al verteld. Vincent bleek opvallend grootmoedig. Hij was blij met mijn kans, en no hard feelings als ik die zou grijpen.
Ik sliep er een nacht over en de volgende dag was mijn besluit gemaakt. Ik had net mijn eigen weg gevonden en liet me daar niet zo gauw van afbrengen. Ik verzamelde moed en belde Van den Ende af. Maar nog geen uur later belden ze terug: en wat nou als ik een dragende rol, die van de Rechter, zou krijgen, beter betaald ook nog, wilde ik dan wel? Ik was oprecht verlegen met het geval, maar het argument dat me over de streep had getrokken bleef gelden: vader van jonge kinderen, minstens een jaar nauwelijks thuis, mijn ziel verkocht aan de musical, geen sociaal leven meer, geen La Passione - nee, ik moest voet bij stuk houden. Geen Sweeney Todd voor mij.
Van dat besluit heb ik nooit spijt gehad. Mijn eigen weg heeft me veel gebracht, en bij nader inzien zou ik in die sociale wereld van het theateramusement niet echt op mijn plaats zijn geweest. Wat me wel verbaast als ik er op terugkijk, en waar ik wel een beetje spijt van heb, is het nonchalante gemak waarmee ik 'even' ging voorzingen, de branie waarmee ik me door zo'n auditie heen blufte, de losbollige omgang met geboden kansen. Het ouder worden heeft me ernstig gemaakt, en consciëntieus in alles was ik doe. Misschien te bang, te schijterig soms, maar altijd oprecht. Als ik die houding vroeger ook zou hebben gehad (met behoud van dat jeugdige lef) zou ik het verder gebracht hebben in de wereld, denk ik wel eens.
's Avonds in bed sla ik Dickens open, het door gaslampen verlichte Londen van Todd gaat gewoon verder. En daar lees ik: '... Wat ik ook geprobeerd heb te doen in mijn leven, heb ik met heel mijn hart proberen goed te doen; waaraan ik me ook gewijd heb, daaraan heb ik mij volledig gewijd; in grote en in kleine ambities ben ik altijd volstrekt oprecht geweest. [...] Een gelukkig talent, en een gelukkige gelegenheid, kunnen de twee zijden van de ladder vormen waarop sommige mensen klimmen, maar de treden van die ladder moeten gemaakt zijn van spul dat tegen een stootje kan; en er is niets dat doorzettingsvermogen en vurige en oprechte ernst kan vervangen. Nooit mijn hand aan iets wagen waarop ik mijzelf gehéél kon storten; en nooit mijn werk te min achten, wat het ook was; ik geloof, nu, dat dat mijn gouden regels zijn geweest.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten