dinsdag 14 december 2021

BOMMELDAG


In mijn vorige blog klaagde ik (ik probeer niet te veel te klagen, eerlijk waar, maar ik ben, al mijn voornemens en goede bedoelingen ten spijt, zelden het zonnetje in huis, zeker niet in deze sombere dagen aan het nevelig einde van een somber jaar, en openhartig uiten wat in mijn gemoed speelt neemt derhalve al snel de vorm aan van een klacht, waarvoor excuses) - in mijn vorige blog klaagde ik over het schuldgevoel dat al snel mee komt drijven in het kielzog van een stroom van aangenaam verprutste tijd. Een Calvinistisch stemmetje in me houdt me voor, dat ik iets nuttigs moet gaan doen.
Lezer Hans Valk stak me een hart onder de riem: 'Zo lang er nog enige neerslag is van wat je met die tijd hebt gedaan (in jouw geval: een vertaalde Engelse tekst) heb je niet geluierd maar gewerkt. En je vond het leuk werk. Het is gewoon klein geluk, hou het daar maar op.'
Ik ben het lang niet altijd met Hans eens, en met zijn talrijke kritische reacties is hij vaak de luis in mijn zelfgenoegzame pels geweest, maar nu was ik hem dankbaar. Zo wilde ik het zelf ook zien. En als iemand anders het zo zag, dan moest er toch wel iets van waarheid 
in zitten, zeker als die ander een strenge, protestants-christelijke mot in mijn hermelijnen mantel was. 
Mijn vriendin begon zondag over een Bommelverhaal. Het was opnieuw uitgegeven en in de krant besproken. Kende ik dat? Natuurlijk kende ik dat. Ik heb twee volle planken vol Bommeltjes en Tom Poes en de maanblaffers was daar zeker bij. Maar ik had dat verhaal in geen eeuwen herlezen, bekende ik. Ik nam me voor dat de volgende dag te doen.
Thuisgekomen, maandagmorgen, zette ik me, geheel tegen mijn gewoonte, in mijn fauteuil. Met koffie en het genoemde verhaal. Ik bedwong een ongedurigheid en las het helemaal uit. Als vaker bij Toonder was het niet honderd procent duidelijk wat hij met zijn satire wilde zeggen maar het verhaal amuseerde me. Ik kreeg zin in meer. Misschien had ik mijn jeugdliefde de afgelopen jaren te veel verwaarloosd.
Vanmorgen haalde ik Een groot denkraam, deel 9 van de Bezige Bij-reeks uit de kast. Ik had goede herinneringen aan het tweede verhaal in die bundel, Het platmaken, dat mijn oma vroeger voor me uit het Brabants Dagblad had geknipt. (In die krant heette het De prolzwammen). Ik knipte de kerstboom aan, zette koffie, nam een zelfgebakken brownie uit het bakblik, en trok me in mijn zetel terug. De eerste pagina's, waarin Ibele Zweder vanuit het oostelijke schiereiland Prol naar het westen trekt om daar de leer van het Prolse denken ('Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg') te gaan verkondigen, konden me nog wel bekoren. Maar algauw verveelde het eindeloos vaak herlezen verhaal me, en kreeg ik de kriebels. 
Dinsdagmorgen, tijd om te bloggen. 
Niet iedere dag is een Bommeldag.


Geen opmerkingen: