dinsdag 24 september 2019

WESTPOORT

Ik had de hele zaterdag in een zachte cocon geleefd. Zondag kroop ik daar als vanzelf in terug maar om half een schrok ik wakker uit mijn artistieke mijmeringen. Ik legde mijn gitaar weg - het meesterwerkje in wording moest maar wachten tot een volgende sessie - en poetste haastig mijn tanden. Ik griste wat spullen bij elkaar, groette de katten en snelwandelde naar mijn auto. Nog steeds prachtig weer, zag ik. Niks aan de hand. Met een beetje geluk kon ik nog op tijd zijn voor het concert.

Mijn slechte voorbereiding werd direct afgestraft. De N200 bleek afgesloten. Op goed geluk reed ik Westpoort binnen, in de hoop dat ik iets zou herkennen en dat mijn eerdere ervaring me de weg zou wijzen.
De Westelijke Havens op zondag... hoe kan ik ze beschrijven zodat u iets van het ongemak voelt dat mij bekroop toen ik daar algauw flink aan het verdwalen was? Een immense vlakte vol loodsen, containers, tanken, windmolens en andere enorme dingen, doorsneden door een symmetrische infrastructuur van anonieme straten, snelwegen en spoorlijnen, berekend op tienduizenden mensen, maar vandaag volstrekt verlaten - want wonen doet hier niemand en niemand gaat hier voor zijn lol heen. Een land voor reuzen, menselijke maat was hier ver te zoeken. Nergens kon je schuilen, geen café, geen huis, niks, hoogstens een bushokje, leeg.
Het enige waaraan mijn oog troostrijk houvast vond waren de bomen die herinnerden aan de vroegere landelijke status van het gebied. Maar genoeg was dat op den duur niet. Boven mijn hoofd raasde het luchtverkeer. Een lichte paniek kondigde zich aan. De overgang van mijn cocon naar deze blootstelling aan onherbergzame leegte was te groot en mijn oude kwaal agorafobie speelde op.
Maar gelukkig, daar ging mijn telefoon.

'Waar ben je?'
'Aan het verdwalen.'
'Zet je navigatie dan aan.'
'Dat kan ik niet.'
'Je hebt toch Google Maps?'
'Ik weet niet hoe dat moet en dat ga ik nu niet uitvinden,' zei ik gejaagd.
'Zie je een straatnaam?'
'Ja. Papierweg.'
'Oké. Ik zit achter mijn pc. Hier heb ik het. Je moet terug, en dan naar de A10. Dan neem je de A5 richting Rotterdam, en als je dan de afslag S102 volgt, kom je er vanzelf.'

De vertrouwde stem van mijn vriendin had mijn opstekende paniek gesmoord en met nieuwe moed vervolgde ik mijn weg. Algauw kwam ik bij het voormalige eiland Ruigoord, nu een ingeklemde oase tussen reuzenspeelgoed in een andersoortige woestenij. Ik liep het stille groene kunstenaarsdorpje in. Het concert in het aftandse kerkje was al begonnen maar ik mocht nog naar binnen, ze keken hier niet zo nauw. Er werd prachtig gezongen en gespeeld en alle ellende was al snel vergeten.

's Avonds was ik in de polder. We hadden buiten gegeten en ik genoot van de idyllische avondstemming. De ganzen waren nog slechts proefvluchten aan het maken maar toen er een vliegtuig overkwam volgde ik het in gedachten. Het zou misschien over Westpoort vliegen. Dat daar, die lelijke leegte, bestond allemaal ook, hier niet ver vandaan. Ik voelde me plotseling onveilig. Die nacht sliep ik slecht.

Ik lees dat er ginds op grote schaal woningbouw gaat komen. Haven-Stad moet het gaan heten, een stadswijk zo groot als Haarlem. Woningtorens gezellig tussen de loodsen en tanken. Een horrorscenario als u het mij vraagt.


Geen opmerkingen: