Het grand café Wildschut ligt in een golvend huizenblok dat een flauwe halve cirkel vormt. Bouwstijl: Amsterdamse School, jaren twintig van de vorige eeuw. Het heeft twee vleugels die het ervoor liggende pleintje omarmen. De linkervleugel is het meest courante deel, bereikbaar via de centrale entree maar ook via een weinig gebruikte zijingang aan de Van Baerlestraat. Hier is de bar, hier is de leestafel, hier hangt een grote art-deco-lamp aan het plafond. De rechtervleugel is het rustigst, een beetje prozaïsch en minder gezellig. In het achterin, weg van de straat gelegen middengedeelte dringt het daglicht slechts spaarzaam door. Wat er binnenkomt wordt gefilterd, eerst door de bomen van de binnentuinen, dan door glas-in-lood-ramen. Het okeren avondlicht komt er van schemerlampjes.
Op dit gedeelte had ik mijn zinnen gezet, de avond van mijn verjaardag. We zouden na de koorrepetitie iets gaan drinken. Even de drukte en de stress van deze tijd vergeten, een uur buiten die tijd treden, op een plaats waar de tijd stil stond en dus geen betekenis had.
We liepen er binnen en ik schrok. Ruim twee jaar geleden is W. gerestaureerd. Ik herinner me de gedeeltelijke sluiting, de verse verf, de bloemen. Ik heb toen om me heen gekeken en goedkeurend vastgesteld, terwijl ik om mijn koffie verkeerd vroeg, dat het mooi was, en dat er gelukkig niets wezenlijks veranderd was.
Pas nu besefte ik dat ik toen niet verder dan entree en leestafel ben geweest, anders had ik wel anders gepiept. En dat ik blijkbaar sindsdien ook niet voorbij de linkervleugel heb gekeken. Daar stond ik, met mijn vrouwelijk gevolg, en gaapte naar de muren van gecapitonneerd zwart leer of zelfs kunstleer (het woord skai kwam in me op). Hier waren de beroemde nissen van rood pluche geweest, die je omhulden als fulpen schelpen. In de stoffige Jugendstil oester van Grand Café W. was je veilig, niet alleen voor het razen van het verkeer op het drukke Roelof Hartplein, maar voor het razen van de wereld, daar was het altijd zondagnamiddag. Ik hoefde maar heel weinig fantasie te gebruiken en ik rook de geur van bier en tabak, ging meer dan een kwart eeuw terug in de tijd en zag er mijn kinderen als kleuters draven rondom de vintage Jukebox die er toen nog stond.
Nu was dat alles weg. Ik kon mijn ogen niet geloven. Ook de vertrouwde art-deco-lampjes waren vervangen door smaakvolle schemerlampen die gedragen werden door een soort Afrikaanse sculpturen. Toegeven, alles zag er fris en harmonieus uit, chic zelfs, de kleuren waren mooi, gedekt glanzend. En het pluche uit de jaren twintig wás mottig geweest, ja.
De sfeer was nog steeds prettig en de bitterballen smaakten als vanouds. Maar het gevoel van onveranderlijkheid was verdwenen om plaats te maken voor de sensatie van inwisselbaarheid: ik had me in een willekeurige brasserie in Brussel of Parijs kunnen wanen. Mijn huiselijke, aftandse schelp was het blijkbaar niet waard geweest om in oude luister hersteld te worden. Schelpen restaureer je niet, die gooi je weg als ze stuk gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten