vrijdag 16 oktober 2015
KINDERBOEKEN
Precies een week geleden was ik in Brussel om voor de radio van gedachten te wisselen over Lewis Carroll. Daar was de onvermijdelijke vraag: was Alice een kinderboek, of eigenlijk verkapte lectuur voor volwassenen? Wat maakte iets tot een kinderboek?
In de negentiende eeuw ging men nog niet op de hurken zitten om de kleintjes toe te spreken, daar waren schrijfsters Diane Broeckhoven, Elisabeth Marain, presentator Vitalski en ondergetekende het over eens. Kinderen werden gezien als miniatuur-volwassenen en dienovereenkomstig behandeld. En zit daar niet iets in? Ik kan natuurlijk alleen voor mezelf spreken, maar als kind las ik het liefst boeken die ik nét niet helemaal begreep. Die gaven mijn fantasie vleugels. Mijn eigen kinderen heb ik van alles voorgelezen, ook wat de mode voorschreef. Veel van de hedendaagse kinderliteratuur vond ik neerbuigend en betuttelend. Mijn kinderen hoorden het graag aan, maar ik wil graag geloven dat ze Bomans' Wonderlijke nachten mooier vonden.
Gisteren vertrok mijn oudste dochter na een kort verblijf in Nederland weer naar Londen. Ze pakte twee tassen met winterkleren in terwijl uit haar laptop het Adagietto uit de vijfde symfonie van Mahler klonk. De vioolklanken onderstreepten de herfst buiten met vet potlood. Ik wilde wat troost putten uit oude kinderdromen en haalde Paulus en de eikelmannetjes uit de kast. Maar ik bleef over de schouders van de maker meekijken, proefde bevreemd de wat oubollige woorden, en kon niet meer in het verhaal verdwijnen zoals vroeger. De aquarellen bleven mooi, dat wel. Wat spijtig zette ik het boek terug in de kast.
Vanmorgen regende het licht maar koud. Ik liep door klamme straten naar mijn belastingconsulent, het hoofd zwaar van getob. Terwijl ik op hem wachtte keek ik in een rek met leesvoer. Daar stond, verdwaald tussen de tijdschriften, een beduimeld kinderboek: Daantje gaat op reis, van Leonard Roggeveen. Ik wilde ook wel op reis, het liefst naar het zuiden. Ik sloeg het open en zag pentekeningen van een oud mannetje met een lange witte baard. Hij rookte een meerschuimen pijp met bewerkte kop en keek vrolijk uit zijn ogen. Een mannetje naar mijn hart. Daar kwam mijn consulent de trap af. We verdwenen naar zijn kantoor en bogen zich over mijn rommelige financiële status. Toen we afscheid namen zei hij bemoedigend: 'Je houdt toch nog steeds het hoofd boven water.' Ik keek nog even naar het boek in het tijdschriftenrek. Ik stelde me voor dat daarin te vinden was wat ik in Paulus tevergeefs had gezocht.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
6 opmerkingen:
"Kinderen werden gezien als miniatuur-volwassenen en dienovereenkomstig behandeld".
Het is snel gezegd, maar hoe moeten we dat interpreteren?
Wat bij me opkomt is het gegeven dat kinderboeken in het verleden en waarschijnlijk ook in de 19e eeuw tamelijk stichtelijk waren. Braaf, maar wel op een kindermanier. De normen en waarden die over het voetlicht werden gebracht waren die van de gegoede klasse van het tijdsgewricht in kwestie. Eventueel die van een religieuze gezindte. Misschien was Dik Trom, waarvan de eerste uitgave verscheen in 1891, ook de eerste uitzondering op die regel.
Daarnaast schijnt het lang de gewoonte te zijn geweest om kinderen als miniatuur-volwassenen te kleden.
Maar verder? Men ging niet op de hurken zitten; dat zal best. Anderzijds kan ik me ook niet voorstellen dat men kinderen als gelijkwaardig zag aan volwassenen. Los van het al dan niet aanwezige begrip voor de kinderziel, was de gezagsverhouding zonder meer duidelijk, denk ik. Volwassenen waren volwassenen en kinderen waren kinderen. Van kinderen werd geen volwassen gedrag verwacht. Als een kind al te wereldwijze praat uitsloeg, kon het waarschijnlijk een draai om de oren krijgen.
Het is daarom niet zo waarschijnlijk dat 19e-eeuwse kinderboeken boeken voor miniatuur-volwassenen waren, lijkt mij. En over de stelling dat kinderen destijds al miniatuur-volwassenen werd beschouwd en behandeld heb ik ook mijn twijfels.
Volwassenen in opleiding?
Ook de huidige kinderen zijn volwassenen in opleiding, denk ik. Dat gaat men andere middelen dan destijds, misschien, maar de vraag is of het eindresultaat heel veel beter is dan in de 19e eeuw. Let wel: resultaat en intentie zijn twee dingen. En los van de intentie is er de buitenwereld, die met beeldschermen en websites veel dieper in een kinderleven doordringt dan in de 19e eeuw.
Je moet het vermogen van kinderen om te begrijpen niet onderschatten. Als je kinderen als half debiel bejegent -en dat begint al met het brabbelen tegen baby's-, zullen ze zich derhalve ook zo ontwikkelen.
Je moet het vermogen van kinderen om te begrijpen niet onderschatten. Als je kinderen als half debiel bejegent -en dat begint al met het brabbelen tegen baby's-, zullen ze zich derhalve ook zo ontwikkelen.
Wie bejegent zijn kinderen als halve debielen? Iedere ouder (nou ja; de meesten) wil het beste voor zijn kind. Hoe slimmer een kind is of wordt, des te beter.
Maar ook dat kan obsessieve vormen aannemen. Kinderen worden tegenwoordig de hele dag door achtervolgt met zaken die moeten bijdragen aan hun ontwikkeling. Als 4 tot 8 jarigen van school op de naschoolse opvang komen, zijn er ook daar weer allerlei georganiseerde activiteiten voor hen op touw gezet. En met de beste bedoelingen natuurlijk; alles in het kader van het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden, allemaal uitgedokterd door pedagogen.
Ik vraag me wel eens af wanneer er in een modern kinderleven eigenlijk tijd is om gewoon op straat te spelen of gewoon te dromen, zonder bemoeienis van volwassenen.
Voor zover dat nog ergens kan, natuurlijk. Maar dat is weer een andere zaak.
Een reactie posten