Het regent en ik probeer mezelf terug te vinden.
Gisteravond kwam ik terug van een korte kampeervakantie met mijn familie. Een paar drukke dagen in Amsterdam waren eraan voorafgegaan, een soort tijdelijke terugkeer naar de thuisbasis tussen onze overhaaste reis naar Spanje en dat tentenkampje op de Hoge Veluwe in. Dagen waarop je alleen even je tandenborstel uit de reistas haalt.
Hoe was het voordat deze stroom van gebeurtenissen begon? Het is een vraag die feitelijk zinloos is. Toch dringt hij zich aan me op. Ik moet me herpositioneren en mijn uitgangspunt weten om de coördinaten goed te krijgen. Allemaal nonsens natuurlijk. Ik ben er al die tijd geweest, de omstandigheden veranderden slechts. Volgens de oosterse leer die ik probeer aan te hangen moet ik het allemaal maar nemen zoals het komt – ik heb uitsluitend te maken met de wereld die ik nu om me heen zie, de Duizend Dingen van gisteren zijn net zo illusoir als de zorgen voor morgen. Maar een kinderstemmetje in me schreeuwt om orde, om overzicht, om evaluatie. 'Ho, stop! Denk diep na: waar ben je nu, wie ben je nu?' Moet ik het zijn zin geven, of moet ik het moedig negeren?
Gisteravond, ik zat naar Witse te kijken, dacht ik plotseling aan de Efteling. Ik herinnerde me een duizeligmakende weidsheid vol onbekende mensen en de plotselinge angst dat ik mijn vader en moeder kwijt was. Meteen daarna kwamen andere herinneringen op. Hoe ik aan mijn moeder vroeg, als we met de bus gingen: ‘Mama, weet de chauffeur de weg wel?’ En hoe mijn opa aan de kapitein van een rondvaartboot moest vragen om halverwege aan te meren – ik was in paniek geraakt en wilde terug naar vaste grond.
Op de camping bij Hoenderloo zagen we een jongetje. Een jaar of twee, drie. Hij huilde stil, hij had een snotneus. Een paar volwassenen stonden om hem heen. Hij was zijn moeder kwijt, maar kon zijn naam niet zeggen. ‘Mama,’ was alles dat van zijn pruillippen wilde komen. We lachten een beetje vertederd. Wij wisten dat het allemaal goed zou komen. Maar dat jongetje wist dat niet. Misschien zou hij, als hij toevallig behept was met datzelfde gevoelige zenuwstelsel als ik, zich over vijftig jaar die gebeurtenis herinneren als een traumatische ervaring. Het moment waarop zijn angststoornis zich aan hem openbaarde. Misschien zit er over vijftig jaar een andere blogger zijn leven op orde te brengen en komt de herinnering aan dat loodzware voorval bij hem op, dat voor mij niet meer dan een vluchtig moment van vertedering was.
Ik probeer mijn neiging om alles op een rijtje te zetten van me af te schudden en in de grillige stroom te blijven. Niet moeizaam naar de kant te worstelen om hem vanaf een veilig uitzichtpunt stroomopwaarts te volgen, gewoon vol vertrouwen mee te drijven. Mijn mama is er niet meer, maar ik moet het zelf toch ook kunnen, ik heb een zwemdiploma.
Ik loop naar de keuken om nog eens koffie te zetten. Tijger, opgeleefd van de prednison en ogenschijnlijk weer bijna de oude, wandelt miauwend met me mee. Net als vroeger. Vroeger – drie weken geleden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten