De verkoudheid had zich al aangekondigd maar was zo attent om pas uit te breken ná het concert. Gisteravond maakte zij zich breed in mijn keel en stak daar met kleine naaldjes in het weke vlees, niet diep genoeg om pijn te doen, maar wel zo prikkelend dat ik, telkens als ik lekker weg leek te zinken in een verdiende slaap, hoestend wakker schrok. Ik was wonderlijk rustig en tevreden en had geen grote levenskwesties om te overdenken. Tijd voor een gedachtenspelletje.
Mijn Vlaamse collega Vitalski stelde me onlangs per mail een lastige vraag. Welke zaken of personen vond ik overschat, welke onderschat, en welke precies op waarde geschat? Ik had daar uit de losse pols op geantwoord. Nu kon ik de vraag wat nauwgezetter overdenken. Ik beperkte me eerst maar eens tot de makkelijkste categorie, die van de overschatte personen. Een paar namen kwamen al gauw boven. Brel, Bach, Grunberg. Eén ding werd me daarbij duidelijk.
Het is niet zozeer de overschatte persoon zélf die me ergert, het is de laffe houding van degenen die aan het overschatten meedoen. Als roem een zekere kritische grens overschrijdt wordt hij onaantastbaar. Niemand durft de eenmaal geheiligde reputatie meer in twijfel te trekken en zo zwelt die steeds monsterlijker op. Tot het neerhalen ervan voor de kritische geest welhaast een morele plicht wordt. Dan begint langzaam aan het onderschatten weer. Op waarde schatten is het moeilijkste wat er is.
Ik herinnerde me hoe geschokt mijn betreurde vriend Frank was toen ik hem vertelde dat ik Mozart maar een overschatte componist vond. Een muzikale banketbakker, een grossier in weeë speeldoosmuziekjes. Hijzelf schatte Haydn weliswaar nóg hoger, maar Mozart bezat voor hem toch een onweerlegbare status, Mozart was een held. Voor de hoornist Frank was de Gran Partita een soort muzikaal heiligdom. In de jaren daarna begon hij heel geleidelijk aan toe te geven dat je dat sanctum sanctorum niet ontwijdde als je kritisch genoeg was om vast te stellen dat Mozart ook héél lullige muziek heeft geschreven. En ik bond op mijn beurt in: zijn Requiem, ja, dat was toch wel meesterlijk. En sommige van zijn pianoconcerten, een enkele opera….
Een van mijn grootste literaire ergernissen betreft het verschijnsel Grunberg. Ik zeg opzettelijk ‘verschijnsel’ want ook hier is het vooral de blinde adoratie die me prikkelt. Als Arnon een schrijver in de marge zou zijn zou ik de productie van zijn eenmanspapierfabriek vermoedelijk schouderophalend negeren. Nu laait er een woest vuurtje van plezier in me op als ik – zeldzame - kritiek op hem lees. Een opmerking van Sylvain Ephimenco heb ik zelfs overgeschreven in mijn notitieboekje: ‘Arnon Grunberg schrijft met een klopboor. Zijn zinnen lijken op een verzameling gladde boorgaatjes zonder diepte.’
Zo’n zin maakt mijn dag goed! Maar waarom, vanwaar die rancune?
Reinbert de Leeuw donderde voor mij van zijn voetstuk toen hij na een urenlang pleidooi in Zomergasten voor moderne en goeddeels onbekende muziek eindigde met de Matthäus Passion. Met tranen in de ogen maakte hij een knieval voor de grootste gemene deler van de smaak van muzikaal Nederland. Iedereen vindt de Matthäus een onaantastbaar meesterwerk, een goddelijke compositie, en hij, De Leeuw, verwaardigde zich niet boven iedereen te staan. Plots was zijn kritische houding nergens meer te bekennen. Ben ik nou de enige, dacht ik bevreemd toen mijn held van de tegendraadse klanken daar sneuvelde, die durft te bekennen dat hij Bach vaak gewoon saai vindt? Prachtige muziek, de Matthäus, maar het kon ook best wat korter en minder heilig, het erin beleden piëtisme doet me gapen van vrome verveling. Waarom had de Leeuw zo’n kanttekening niet kunnen maken? Waarom moest het meteen zo kritiekloos, zo kwijlend, nu het over Bach ging?
Zelf je helden kiezen, liefst onbekende, en de smaak van de massa weghonen, dat is de attitude van de beginner. Daar groei je overheen, wist onze oude muzieklerares op school al, die vertelde dat ze in haar jeugd ook veel van Milhaud had gehouden maar nu Mozart ver boven hem stelde. Tot onze teleurstelling en verbijstering.
Nu ik zelf bijna haar leeftijd heb moet ik vaststellen dat ik begrijp wat ze wilde zeggen. Milhaud boeit me niet meer zo en aan Mozart ben ik bijna toe; maar ik geniet nog steeds van de heiligschennis van Ephimenco. Overschatten en onderschatten leer ik langzaam af. Maar sans rancune op waarde schatten blijft moeilijk.
4 opmerkingen:
Tja. Grunberg. Eerlijk gezegd heb ik nog nooit een roman van hem gelezen. Voornamelijk omdat ik in de afgelopen twintig sowieso nauwelijks romans meer lees.
Ik ken Grunberg daardoor vooral van zijn stukjes op de voorpagina van de Volkskrant. Aanvankelijk had ik daar wel waardering voor. Grunberg schreef allerlei dingen die veel mensen misschien wel denken, maar niet durven zeggen. Omdat het te dicht aan de huid komt, of omdat het menselijk gebrek er te schrijnend door naar voren komt.
Maar die pijnlijk ware opmerkingen leken langzaam over te gaan in overdreven hyperbolen, terwijl ik ook in steeds meer gevallen vond dat Grunberg er gewoon náást zat en feitelijke onjuistheden verkondigde.
Op zeker moment heb ik hem, via de redactie van de Volkskrant, op een paar van die gevallen gewezen.
Je krijgt dan in laatste instantie antwoord van zijn "secretaris", die mijn opmerkingen aan de schrijver had voorgelegd en ook zijn reactie weer aan mij doorgaf.
Hoe dat echt werkt mag joost weten. Misschien is G. inmiddels kapitaalkrachtig genoeg om er een privé-secretaris op na te houden. Het kan ook een soort humbug zijn.
Hoe dan ook: uit die antwoorden komt Grunberg naar voren als iemand die tamelijk venijnig wordt in het aangezicht van kritiek en het daarna zo mogelijk nóg minder nauw neemt met de feiten. Echt serieus discussiëren met Grunberg lijkt niet mogelijk.
Nu ben ik natuurlijk een onbetekenende worm in Grunberg's universum, maar als je de mogelijkheid tot discussie biedt, moet je die ook serieus willen voeren, lijkt mij.
Desondanks: als Grunberg één ding NIET is, dan is het de in zichzelf gekeerde schrijver, die in totale isolatie broedt op een literair meesterwerk, waaruit dan toch universele maatschappelijke inzichten naar voren komen, die vormend zijn voor het wereldbeeld van de lezer.
Dát soort schrijvers kan ik in ieder geval niet serieus nemen.
Grunberg zit overal op-en-in, praat met jan-en-alleman en toont, ondanks zijn cynisme, tóch een zekere maatschappelijke betrokkenheid.
Ik moet misschien toch eens een roman van hem lezen..
De metafoor van Ephimenco begrijp ik niet helemaal. Gladde boorgaatjes zonder diepte. Is daar een klopboor voor nodig? Een klopboor wordt normaal gebruik voor boren in beton. Niet het makkelijkste boren, dus. Gladde boorgaatjes zonder diepte kun je met iedere willekeurige boor maken. Wordt bedoeld dat Grunberg met een kanon op een mug schiet? Dat veronderstelt zwaar stilistisch geweld of iets in die geest.
Nou ja. Zoals ik al zei..
Het toppunt van gekunsteldheid uit Grünbergs carrière zal wel die gelegenheid zijn geweest dat hij weer eens voor een of andere Libris-prijs genomineerd was, maar niet aanwezig kon zijn. Op een bepaald moment werd er een geluidsverbinding tot stand gebracht met de meester: hij sprak vanuit "een taxi in Bogota"!
een uiterst boeiend onderwerp: de "canonisering". helaas ontsnapt geen enkel consument eraan. op iedere hoek van de straat woont een begaafd anoniem muzikant, maar ook ik heb voor 90 procent alleen maar beroemdheden in mijn platenkast. jan klak zal wel een goed schrijver zijn, maar toch staan hier, in mijn bibliotheek, bijna alleen maar min of meer bekende schrijvers.
een grote eerlijkheid brengt de rookzanger ten berde, wanneer hij opbiecht dat deze of gene slechte kritiek op een van die sterren, zijn "dag goed maakt". hoe klein van geest, wij allen...
we zouden RADICAAL moeten ont-canoniseren, misschien door ons zoveel mogelijk te richten op kunstenaars vlakbij in onze buurt...
Dat is misschien nog niet zo'n slecht idee, en ook heel modern: ieder zijn eigen eten verbouwen, en in zijn behoefte aan kunst voorzien door eerst eens naar de buren te kijken; artistieke deglobalisering, groene kunst!
Een reactie posten