vrijdag 12 november 2021

Cármina, sriracha en moelleux


Toen we jongvolwassenen waren veranderde onze smaak voor klassieke muziek. Een voorkeur voor grillige, dwarse en gekke muziekjes ging over in in een voorliefde voor donkere dramatiek. Dat heeft alles met het ouder worden te maken. Als puber worstel je je los van het stramien dat je is opgelegd door je opvoeders. Dat gaat gepaard met spastische dansjes en absurde humor. Gek doen kan straffeloos omdat je je veilig weet. Je bent een tot leven gekomen marionet die nog vastzit aan de touwtjes van pap en mam en de schoolleiding. Eenmaal daarvan losgemaakt moet je jezelf een plek in het volwassen universum zien te veroveren. Dat is een gevaarlijke onderneming die zich niet zonder de nodige pijn voltrekt. 
Bij die pijn horen weemoedige violen, maar vooral ook koper en slagwerk. Het levensdrama, zoals wij dat intuïtief voelden, werd het best vertolkt door meeslepende lyriek met stevige accenten. Favorieten waren onder meer Das Lied von der Erde van Mahler, de Messa da Requiem van Verdi, Puccini's opera Turandot, en de Carmina Burana van Carl Orff.
Dat laatste was een geheide hit op feestjes en drankavonden. O Fortuna, o lotswissel! Telkens anders, net als de maan... Het leven was tragisch maar o zo mooi, een bonte reeks Tarotkaarten, zwaar van symboliek. Pluk de dag, zolang het kan! We zetten het volume nog wat hoger, brulden mee en proostten elkaar toe. De tekst kenden we uit ons hoofd, want we waren trots op ons Latijn. 
We, dat waren, in dit geval, mijn studiegenoot Gabriël en mijn schoolvriend Duane (niet hun echte namen). We trokken veel met elkaar op in de woeste herfst van 1975, de herfst waarin ik de veilige wereld van de middelbare school verruild had voor een studie Latijn en Grieks in mijn geboortestad. Ik pendelde met de trein heen en weer en voelde me doodongelukkig. Onzeker en ontheemd. Alleen op die avonden met mijn vrienden viel alles op zijn plaats, werd het ongeluk prachtig en was ontheemdheid een romantische toestand. Er kwamen dan ook steeds meer van die avonden naarmate het najaar havelozer werd en de colleges steeds vaker werden verzuimd. Net zo lang tot het niet meer ging en ik na een hyperventilatie-aanval in de trein voortaan maar thuisbleef met wat toen een psychische inzinking werd genoemd. Maar de herinnering aan mijn herfstige studentenboemel bleef levend en het beeld is lange tijd sterk en weemoedig-verlokkend geweest: wij drieën (het Triumvirat noemden we onszelf, naar het driekoppige machtscollege van Julius Caesar en zijn makkers Pompeius en Crassus) zwalkend door de lege straten van de Amsterdamse nieuwbouwwijk Slotervaart, waar Duane woonde, zwaaiend met de jeneverfles die we van een of ander feest hadden mee gejat, en Carl Orffs koren en aria's kraaiend met overmoedige tenorstemmen.


Gisteravond hoorde ik ze voor het eerst in het echt, de Cármina (accent op eerste lettergreep). Dat wil zeggen, vanuit het publiek. Ik heb het stuk als baritonsolist verschillende malen mogen zingen. Het was een verlaat verjaardagscadeau van mijn jongste broer, bedoeld voor mijn 65e. Er kwam toen wat tussen, u weet wel, de kaartjes schoven door en zo kon het gebeuren dat ik nog net op tijd, op de valreep van een nieuwe symboolpolitieke theatersluiting, met 1500 andere geprikte, herstelde of geteste mensen gezellig in een warm en overvol Concertgebouw zat te genieten van een groot koor en dito symfonieorkest. Af en toe hoestte er iemand, net als vroeger bij concerten in die heilige hal, maar dat omineuze gekuch ging verloren in een warm bad van snaren, koper, slagwerk en strotten. Koor en orkest kwamen uit Oekraïne. Ze waren goed. Vroeger werden die toerende Oostblok-ensembles nogal eens ontsierd door wapperend vibrato en grof geweld, maar hier werd op scherp gemusiceerd. Imposant waar nodig, maar ook met fraaie pasteltinten in de verstilde delen. De dirigent (Raymond Janssen) was mij onbekend, maar hij bleek een echte Maestro. Mijn ogen kleefden aan zijn handen. Wel waren zijn tempi aan de hoge kant: lekker pittig in de ritmische koren, maar de bariton (toch al niet mijn favoriet, ondanks zijn makkelijke en heldere hoogte) kreeg niet de kans zijn tekst goed te brengen en lekker "op toon" te komen. 
Voor de pauze waren we, onder het motto "waar voor je geld", getrakteerd op ruim drie kwartier filmmuziek. Over het algemeen kan die slecht zonder de bijbehorende beelden, maar vooral de composities van John Williams (Jaws, Schindler's List en Harry Potter) hadden symfonische allure en het koor steeg tot grote hoogten in de Slavische stukken (er was geen programma, vergeef me dat ik niet wat preciezer ben).
En nog dáárvoor hadden we in Grand Café Wildschut lekker gegeten, bockbier vooraf, limoncello en moelleux toe. Dat onze twee porties loaded frites met gerookte kip, ijsbergsla en sriracha-mayo bedoeld waren als snack en niet als avondeten hoorden we later van mijn dochter. Het dienstertje zal wel gelachen hebben om die onwetende oudjes. Maar zíj sprak moelleux weer verkeerd uit. Horeca-Van Spaendonck: 1-1.

Het was een mooie, luisterrijke avond. Dank, broer, ook namens P.!


Geen opmerkingen: