Terwijl ik me in de 5-decemberstaking probeer te verdiepen verschijnt er een mannetje aan mijn linkerzij. Dat verkleinwoord gebruik ik niet gedachteloos: hij is hooguit 1.60 meter lang en alles aan hem is in volmaakte verhouding tot die lengte, kleiner dan gemiddeld. Ik schat hem op midden zeventig. Hij draagt een smoezelig grijs gilet onder een korte winterjas van onbestemde kleur, een bonte shawl en een pet. 'Als u die krant uit heeft, wilt u hem dan aan mij geven?' vraagt hij met hoge en nogal luide stem. 'Het is altijd goed om te lezen hoe het niet moet. Haha!' Ik grinnik plichtmatig mee met zijn gekakel en beloof dat ik de krant voor hem zal reserveren.
Hij gaat aan een tafel zitten en bestelt koffie, zie ik uit mijn ooghoek. De 5-decemberstaking kan ik inmiddels al niet meer volgen, mijn aandacht is afgeleid. Er verschijnt geen mobieltje, hij kijkt gewoon een beetje voor zich uit, rustig. Ik heb de indruk dat hij niet uit de stad komt. Ik heb zelfs de indruk dat hij niet uit deze tijd komt.
Zonder het te willen ga ik sneller lezen. Ik berisp mezelf daarom. Dwing me om tenminste de taalrubriek op m'n gemak te genieten. Maar als ik de herkomst van het woord schimmel helemaal tot aan het Middelhoogduits heb getraceerd wordt het me te machtig. Ik sla het katern dicht en wenk hem. Hij kijkt naar me, lijkt niet meteen te weten wat ik van hem wil. Ik wijs naar de krant. Een brede lach verschijnt, hij staat op, loopt naar me toe en pakt hem aan. 'Dank u wel meneer,' roept hij zangerig.
Het katern De Verdieping heb ik achtergehouden. Om mijn eer te redden, en niet door willekeurige mannetjes uit de polder van 1860 te laten bepalen hoe en wat en in welk tempo ik lees - maar ook met een vederlicht schuldgevoel. Als mijn koffie verkeerd op is en ik alle boek-, muziek-, toneel- en filmrecensies heb gespeld zet ik mijn hoed op, knoop mijn jas dicht en loop naar zijn tafeltje. Ik leg de dagelijkse portie diepgang galant voor hem neer. Hij kijkt verstrooid op van de sportpagina.
Hij gaat aan een tafel zitten en bestelt koffie, zie ik uit mijn ooghoek. De 5-decemberstaking kan ik inmiddels al niet meer volgen, mijn aandacht is afgeleid. Er verschijnt geen mobieltje, hij kijkt gewoon een beetje voor zich uit, rustig. Ik heb de indruk dat hij niet uit de stad komt. Ik heb zelfs de indruk dat hij niet uit deze tijd komt.
Zonder het te willen ga ik sneller lezen. Ik berisp mezelf daarom. Dwing me om tenminste de taalrubriek op m'n gemak te genieten. Maar als ik de herkomst van het woord schimmel helemaal tot aan het Middelhoogduits heb getraceerd wordt het me te machtig. Ik sla het katern dicht en wenk hem. Hij kijkt naar me, lijkt niet meteen te weten wat ik van hem wil. Ik wijs naar de krant. Een brede lach verschijnt, hij staat op, loopt naar me toe en pakt hem aan. 'Dank u wel meneer,' roept hij zangerig.
Het katern De Verdieping heb ik achtergehouden. Om mijn eer te redden, en niet door willekeurige mannetjes uit de polder van 1860 te laten bepalen hoe en wat en in welk tempo ik lees - maar ook met een vederlicht schuldgevoel. Als mijn koffie verkeerd op is en ik alle boek-, muziek-, toneel- en filmrecensies heb gespeld zet ik mijn hoed op, knoop mijn jas dicht en loop naar zijn tafeltje. Ik leg de dagelijkse portie diepgang galant voor hem neer. Hij kijkt verstrooid op van de sportpagina.
5 opmerkingen:
Nou, Jean Paul; tijd om in te grijpen, geloof ik. Eva uit Assen heeft stof genoeg voor een roman, maar niet het verhaal waarop je zit te wachten, denk ik.
"willekeurige mannetjes uit de polder van 1860".
Mja..
Dat "1860" kan ik nog billijken, maar "uit de polder" is weer een uiting van misplaatste, stadse superioriteit.
Je bent een wereldburger, toch? Nou dan!
En dan mag je nog blij zijn dat ik er niet 'uit Dordrecht' van heb gemaakt. Hij had iets Zuid-Hollands... In elk geval was hij op z'n gemak verdwaald in Amsterdam en 2019, dat wilde ik maar zeggen.
De echte ouderwetse Dordtenaar durft niet eens naar Amsterdam..
Mooi verhaal weer.
Een reactie posten