vrijdag 22 juli 2016

Een onkreukbaar man


Gemiddeld één keer per jaar, doorgaans in de zomer, lees ik een boek van Donna Leon. Als de lust me bekruipt om dat te doen ga ik naar de boekhandel om de hoek, Het Martyrium. Een van de luxueuze uitgaven van haar Commissario Brunetti mysteries ligt er altijd wel in de ramsj, en nadat ik gecontroleerd heb of ik het voorhandige deeltje inderdaad nog niet ken, schaf ik het aan, leg het op mijn leesplankje naast het bed, en verheug me op een paar avonden milde ergernis en lauwe, geamuseerde verveling.

Ik geloof niet dat ik saaiere misdaadlectuur ken dan de boeken van Donna Leon. Voor wie ze niet kent: ze spelen in Venetië, waar de auteur, een voormalige professor Engels, al dertig jaar woont. Ze tonen ons de binnenkant van de door en door corrupte Italiaanse samenleving. Althans, dat is wat de aanprijzingen zeggen. Voor wie iets verder gevorderd is in kennis van Italië (of in levenswijsheid in het algemeen) lezen ze als de notities van een keurige, dweepzuchtige toeriste op leeftijd, die tot haar verbazing ontdekt dat er achter die prachtige façade van alles schuilt dat rot is. Wie weleens een krant leest wordt bepaald niet geschokt door wat Leon ons voorschotelt aan politieke malversaties en kuiperijen. Het is net zo obligaat als de reisgidsachtige verheerlijking van het decor waartegen al dit kwaad zich afspeelt.

Maar het meest ongeloofwaardige aan haar verhalen is de hoofdpersoon zelf. Guido Brunetti is een door en door integere familieman, politiek correct tot op het bot, die in zijn vrije tijd Tacitus en Xenophon leest. Hij is onkreukbaar, smetteloos gekleed, drinkt geen slokje te veel, en is zo begripvol tegenover zijn vrouw (een professor Engelse literatuur die geen groter genot kent dan eindeloos Henry James herlezen) dat je er wee van wordt. Brunetti overweegt elke stap die hij doet alsof hij een cursus ethica volgt en binnenkort examen moet doen. Hij lost al decennialang moordzaken op maar is iedere keer weer geschokt door wat mensen elkaar aandoen. Het went nooit, zou je kunnen zeggen, maar hoe geloofwaardig is dat in een professionele politieman? Ook zijn eigen geboortestad went blijkbaar nooit, want er gaat geen dag voorbij dat hij niet beseft hoe prachtig het San Marco of het Canal Grande is, zodat wij lezers door zijn ogen genietend naar de toeristische plaatjes kunnen kijken.
Brunetti is, dat zal het zijn, de ideale man, de droom van de puriteinse schrijfster. Een knappe Italiaan die eigenlijk een protestantse intellectueel is, een vrijwel seksloze macho met een vrouwelijke geest, een elegante man van de wereld die in zijn hart een filosoof en een geleerde is. The most humane sleuth since Maigret, las ik op de flap. Wel, zulke mensen ben ik nog niet vaak tegengekomen, en zeker niet op het hoofdbureau van de politie.

Erger dan Brunetti zelf is zijn nageslacht. Terwijl de tijd verstrijkt, Venetië verandert, de cruiseschepen verschijnen in de lagune, de smartphone zijn intrede doet, blijven deze tergend brave rakkers steken in de puberteit. De tafelconversaties bij de familie Brunetti thuis zijn een bezoeking, hoe smakelijk er ook gegeten wordt en hoe waarderend er ook van de wijn wordt genipt, en je bent als lezer blij als hij de volgende morgen weer aan het werk gaat. Daar wacht met een beetje geluk tenminste vice-questore Patta op ons, de enige slechterik en daarmee het meest interessante karakter van de boeken. In het beschrijven van zijn gewichtige ijdeltuiterij bereikt Leon soms tamelijk grote hoogten van scherpe satire. Verder is haar stijl vooral quasi literair omslachtig, en vreemd gemaniëreerd voor een krimi. De dialogen doen denken aan pratende en bewegende beeldengroepen uit een museum.
Dat gaat ongeveer zo: 'Hij zweeg en bestudeerde zijn schoenen. Hij liet de tijd verstrijken. Dan keek hij op, nog steeds zwijgend, en zijn blik dwaalde over het kanaal, streek liefdevol langs de door de lentezon beschenen palazzi aan de overkant, draaide terug, en bleef rusten op een vaasje tulpen op het bureau. Misschien moest hij een boeketje voor Paolo meenemen, overwoog hij. Zij verborg haar kin in haar gevouwen handen, haar blik op het lege computerscherm voor haar. Ze maakte een geluid dat het midden hield tussen een grom en een zucht. Ze maakte een hand los en draaide die naar boven, de palm opwaarts, in een vragend gebaar. Nu was het zijn beurt om te knikken.'

Terwijl ik dit teruglees vraag ik me af waarom ik deze boeken in godsnaam lees. Er staat inmiddels al een flink rijtje in de kast. Het antwoord moet ik u schuldig blijven. Hoogstens kan ik beweren dat ik van regelmaat en orde houd en dat de voorspelbaarheid van de Brunetti-boeken me een zekere bevrediging geeft. Of ik kan verzinnen dat ik zoveel diepgravends heb ontcijferd en bestudeerd de afgelopen maanden, dat ik in deze warme dagen toe ben aan iets luchtigs. Of misschien ben ik gewoon gewend raakt aan die brave Brunetti en zijn Venetië, ben ik ondanks alles op hem gesteld geraakt en vind ik het prettig zo nu en dan een bezoekje aan hem te brengen. Bijna een beleefdheidsbezoekje.

Geen opmerkingen: