dinsdag 23 februari 2016

PANTOMIME

Als je me nu zou vragen wat ik op dat moment aan het doen was zou ik het niet kunnen zeggen. Niets stelt de vaagheid van routineuze bezigheden zo aan de kaak als een plotselinge ingreep van het noodlot. Er is een bliksemflits, alles wordt scherp en helder, en het daglicht waarin we zojuist nog bewust dachten rond te lopen verbleekt tot een diffuse schemering.
Er klonk een luide bons, en daarna een onderdrukte kreet, niet eens zo hard, maar dierlijk in zijn wanhoop. Ik haastte me naar de keuken. Ze lag languit en wijdbeens op de natte tegelvloer, de dweilstok was uit haar hand gevallen. Haar ogen maakten geen contact, het kreunen was bijna onhoorbaar.
Ik stond daar als bevroren. Ik moest iets doen, maar wat? Stuntelig liep ik om haar heen. Stak mijn armen uit, haalde ze weer terug. Ook moest ik iets zeggen, maar mijn stomme vraag - ik ben vergeten welke - kreeg geen antwoord. Moest ik haar omhoog sjorren? Wat nou als ze iets gebroken had?
Zo voerden we een klein pantomime op, Slama en ik, dat buiten de gewone werkelijkheid leek te vallen. Uiteindelijk overwon ik mijn schroom en pakte haar zachtjes bij haar schouders. Moslima of niet, ik moest haar uit deze positie krijgen. 'Zal ik een dokter bellen?' vroeg ik. Ze schudde haar hoofd. 'Nee, hoeft niet.' 'Heb je iets gebroken?' Hoofdschudden, woordloos. 'Zal ik je overeind helpen?' Een bijna onhoorbaar ja. Ik tastte weer onhandig naar haar mollige bovenarmen maar ze zei: 'Die kleine stoeltje, daar achter je...' Ah, het krukje. Ik zette het op haar aanwijzingen achter haar. Maar zoiets geeft natuurlijk geen steun, dus tilde ik haar voorzichtig omhoog.
Toen ze rechtop zat, met een wit, van pijn vertrokken gezicht, vroeg ik haar of ze iets nodig had. Een glaasje water, zei ze. Ik gaf het haar. Ze dronk met kleine slokjes, onderbroken door pufjes zoals vrouwen op zwangerschapsgymnastiek die leren. 'Heel veel pijn,' antwoordde ze desgevraagd. Het was al eens eerder gebeurd, twee, drie keer. 'Ik ben zwaar...', zei ze alsof dat alles verklaarde. Ik knikte en vulde in gedachten aan: '...en dus kom ik hard neer.' Ik was blij dat taal, hoe gebrekkig ook, weer een bemiddelende rol tussen ons speelde.
Even later liep ze voetje voor voetje naar de kamer, met haar handen op haar rug. Daar ging ze voorzichtig in een stoel zitten. Ik bracht haar op haar verzoek pijnstillers. 'Pijnstillers' had ze gezegd, niet paracetamolletjes of aspirientjes. Een ziekenhuiswoord, een woord uit de dokterspraktijk.
Ik stelde voor haar naar huis te brengen. Dat nam ze graag aan. Ik hielp haar in haar jas, en ze strompelde stijf de trap af terwijl ik de auto ging halen.
Op weg naar Oost pufte ze nog af en toe. Ik merkte dat ik de neiging had door rood licht te scheuren, als een ambulance. Nee, naar de eerste hulp hoefde ik haar niet te brengen, want haar dochter zou zo thuiskomen. Haar gezicht was erg bleek maar ze sprak weer, gidste me de snelste weg naar haar straat. Zitten deed meer pijn dan lopen zei ze. Het woord 'stuitje' zei haar niks.
Toen ik haar afgezet had en haar sterkte had gewenst gaf ze me een slap handje. Indertijd, tijdens de handdruk- en hoofddoekkwestie, had ze dapper partij gekozen tegen de starheid en sindsdien liet ze niet na haar liberalisme te tonen. Ook op momenten waarop geen heiden het in zijn hoofd zou halen iemand een hand te geven.
Ik reed opgelucht weg. Maar al bij het eerste stoplicht knaagde de gewetensvraag aan me, of ik misschien toch niet het heft in handen had moeten nemen en haar naar de eerste hulp had moeten brengen. Ik was opgelucht geweest dat ik er niet nog meer rompslomp bij zou krijgen en had te gauw toegegeven. Slama had gezegd dat ik heel aardig was, maar eigenlijk twijfelde ik een beetje aan mijn eigen altruïsme. Die twijfel bedierf mijn gevoel van herwonnen vrijheid zoals een smoezelige wolk een heldere hemel ontsiert.

2 opmerkingen:

Daniël zei

Je hebt aangeboden om haar naar de eerste hulp toe te brengen. Blijkbaar liet ze die beslissing liever aan haar dochter over en had ook zij geen zin in rompslomp met iemand die verder van haar af staat.
Het heft in eigen handen nemen en haar toch naar de eerste hulp brengen had achteraf misschien gewetensvragen opgeroepen over het per se de altruïst willen zijn.
De situatie was anders geweest als zij vergeefs aan je had gevraagd om naar de eerste hulp of naar huis gebracht te worden. Of als het ging om een levensbedreigende situatie.
Kortom, ik vind dat je goed hebt gehandeld. Misschien kun je met een telefoontje of een kaartje wat van je bezorgdheid en gemengde gevoelens laten blijken.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Dank voor je betrokkenheid. Ik heb haar gebeld, ze heeft pijnstillers en moet rusten. Gaat al beter. Ik werd door zowel dochter als haarzelf nog uitgebreid bedankt... alsof iemand haar in die omstandigheden met de tram had laten vertrekken!