vrijdag 5 juni 2015

HEMELBESTORMERS


Boven het Vrijthof hing een onheilspellende lucht. Een windvlaag kreeg een menukaart te pakken en het laatste stuk pizza verdween koud in mijn mond. Het was een hemels moment van twijfel, er werd hard aan een weersomslag gewerkt en hoe dat zou aflopen was nog lang niet zeker.
We schaarden ons in de rij wachtenden voor het Theater aan het Vrijthof. De deuren gingen open, er was een toespraakje dat ik niet kon verstaan. Binnen werden we verwelkomd met slagroomtaart, door mijn dochter aangesneden. We Make T’Art was de titel van de expositie, te lezen als Theatre Art: de eindexamenklas kostuum- en decorontwerp van de Toneelacademie toonde in de foyers, gangen en trappen van het theater hun meesterproeven.

Ik was benieuwd wat een nieuwe generatie hemelbestormers te zeggen zou hebben en ik werd blij verrast. Zelf ben ik groot geworden in een theaterwereld waarin plastic, schroot en straatafval een controversiële boodschap moesten uitdragen en de afdankertjes uit de verkleedkist op oma’s zolder een mooi compromis waren tussen een smal budget en een politiek correcte wereldvisie. Alleen in de kinderopera regeerde toen het sprookje nog onverminderd. Voor glitterstof en gaasdoek moest je naar Repelsteeltje of Hans en Grietje, in de Stopera kon je Tristan in een juten zak zien rondhobbelen door een leeg maar peperduur decor.
Deze nieuwe lichting toneelontwerpers was niet bang voor een fikse scheut ouderwetse elegantie. Van mijn dochter wist ik het al, maar ook bij haar klasgenoten viel me op dat schoonheid blijkbaar weer bon ton was. Ik probeerde niet alleen naar het werk van mijn dochter te kijken – de valkuil van de trotse vader – maar ook haar toekomstige concurrenten goed te bestuderen. Ik stond een tijd te turen in een blauwe en gouden maquette van Iphigeneia in Aulis en bedacht dat ik in zo’n decor graag zou willen spelen. De maakster kwam erbij staan.
‘Artemis,’ zei ik, op een fabelwezen wijzend dat in de kijkdoos stond.
‘Heel goed, u bent een kenner!’ riep ze verrast uit.
‘Nou ja, het staat eronder,’ bekende ik. ‘Maar ik ken het verhaal wel hoor,’ antwoordde ik niet geheel naar waarheid, want mijn kennis van de mythologie en de oude tragedies is sinds mijn studietijd behoorlijk sleets geworden.
We dwaalden verder, daalden af naar de kelder waar installaties waren te zien naar Der Prozess van Kafka. Iedereen torste volle glazen mee, de bar draaide een flinke omzet. Hier en daar werd besmuikt gezegd dat het budget voor de drank misschien wel groter was dan dat voor de expo. Het Bourgondische Maastricht, nietwaar. Rond sluitingstijd stonden overal half geleegde glazen, nonchalant want onbetaald achtergelaten. Op een stoel in de bar zat de oude oma van een van de studenten vredig te wachten tot ze mee naar huis genomen werd. Ik had wel zin om naast haar te gaan zitten maar vond mezelf daarvoor nog te jong. Ik aarzelde tussen twee werelden: die van de bühne en die van het pensioen. De late middelbare leeftijd is een soort omgekeerde adolescentie. Je springt ongeduldig in het water als je twintig bent, je krabbelt rustig naar de kant op je zestigste.

Toen we het theater verlieten zagen we hoe de beslissing daarboven was uitgevallen. Een paar wolkjes zweefden in een kalme avondlucht. Op de terrassen zaten nog steeds mensen. Of zaten ze daar opnieuw? De klokken van de Sint Servaas sloegen één keer, half tien. We haalden de auto op bij het parkeerterrein van Sphinx en reden over een bijna verlaten A1 door groen glooiend land, ik drukte het gaspedaal in en kon mijn voet laten rusten toen de honderddertig bereikt was.
Ik dacht weemoedig aan de eerste keer dat ik mijn dochter naar Maastricht had gebracht. Vier jaar geleden. Weer een periode voorgoed voorbij.
Maar bij Den Bosch was alles bij het oude. De wind trok aan mijn auto, de lucht werd zwart. Regen begon te vallen, al gauw zaten we midden in een zware bui. Mijn ruitenwissers konden het maar net aan, ik moest ze eens laten nakijken, zei mijn vriendin. Toen we Utrecht naderden was er aan de horizon een vreemde geel glanzende band, alsof het zwarte tentdoek boven ons met een strook lichte stof was afgezet. Daar ergens moest de zomer liggen.

1 opmerking:

Hans Valk zei

"De late middelbare leeftijd is een soort omgekeerde adolescentie. Je springt ongeduldig in het water als je twintig bent, je krabbelt rustig naar de kant op je zestigste."

"Toen we Utrecht naderden was er aan de horizon een vreemde geel glanzende band, alsof het zwarte tentdoek boven ons met een strook lichte stof was afgezet. Daar ergens moest de zomer liggen."

Je bent stilistisch en metaforisch goed op dreef! Mooi gezegd.