vrijdag 6 maart 2015

WAKKER


De lente begon vroeg dit jaar. Met een telefoontje, noem het een wake up call.
‘Bel ik je wakker?’ vroeg mijn Italiaanse vriend. Ik moest dat toegeven, maar ik was blij dat hij belde want ik had naar een teken van leven van hem uitgezien.
‘Van mijn moeder heb ik geleerd dat je nooit voor tienen mag bellen,’ zei hij. ‘Het spijt me. Maar kunstenaars moeten vroeg uit de veren, om in de plantsoenen te gaan werken.’
Ik grinnikte, de wankele status van de artiest was een vaste grap tussen ons. We maakten een afspraak voor later in de week.
Gisteren ging ik voor het eerst naar een Zen-meditatieclubje, bij mij om de hoek, in buurthuis Lydia. Een plan dat ik lang als een vogeltje in mijn hand had gehouden, nu en dan streelde ik de veertjes. Nu liet ik het los en het nam fladderend het luchtruim. Mediteren in je eentje is goed maar met mensen om je heen is het misschien nog wel beter. Zo zat ik, eerst wat onwennig, tussen een groepje keurige dames op een vreemd matje. De juf sprak kalm, een beetje streng, en verzorgde haar slot-ennen als de jonge Boudewijn de Groot. In de verte hoorde ik de trams en auto’s van het Roelof Hartplein. Maar al gauw werden al die onbekende factoren onbelangrijk en leefde ik in het vredige rijk van mijn ademhaling, die hier precies hetzelfde was als thuis. Na twee sessies onderbroken door een paar rondjes loopmeditatie – voor mij nieuw: mijn eigen specialiteit is meer een soort snelwandelmeditatie – bogen we voor elkaar en de leidster wenste ons een fijne dag. Er was geen woord te veel gesproken.
Mijn vriend deed open in ochtendjas. Nog voor ik goed en wel binnen was brak er een waterval van vragen los die ieder een puntje in mijn geest activeerden, waar zich aarzelend een antwoord begon te vormen dat onuitgesproken moest blijven, want de stroom ratelde al weer verder. Hij kleedde zich aan en zette koffie. Even later zaten we tegenover elkaar; hij, het haar door de war en de tanden ongepoetst, in een inderhaast aangetrokken Armanipak, ik, uitgeslapen en opgefrist door de zazen en de wandeling, in mijn te warme wintertrui. Wat er allemaal besproken werd en wat er voorviel laat ik uit discretie onvermeld, hoewel ik mijn vriend niet onder zijn eigen naam opvoer, en ik wil volstaan met te zeggen dat mijn rol vooral een luisterende was. Na twee uur leidde hij me met zachte dwang naar buiten, moe van zijn eigen woorden, waarmee hij me, galant als altijd, in zijn ban had gehouden. Ik gunde hem zijn rust, voelde een lichte wroeging dat ik hém op mijn beurt had gestoord, maar was blij dat we elkaar gezien hadden.
Buiten scheen de zon. Er waren twee sms’jes binnengekomen op mijn telefoon die in mijn jas had liggen slapen. Mijn zoon wachtte thuis op me voor een opnamesessie en een nieuw project verlangde mijn muzikale expertise. Dagen lang had ik moe, nerveus en eenzelvig binnen gezeten, schrijvend, veel te veel nadenkend, verlangend naar verandering, naar de lente. Nu was die plotseling daar, zonder overgang, een bloem die zich razendsnel opent om geen lichtstraal te missen. Voor de zoveelste keer besloot ik in de toekomst eens wat meer te vertrouwen op de loop der dingen. De seizoenen doen wat ze willen, of je er klaar voor bent of niet. Als je zorgt dat je er alvast voor gekleed bent, desnoods in Armani, dan loopt het allemaal vanzelf.


(Illustratie: gewassen pentekening op rijstpapier, Jan Kusters)

Geen opmerkingen: