In een interview met een volkszanger las ik, dat hij geen hobby’s had, maar wel vele passies. Wat waren die passies dan wel? Een terrasje pikken met vrienden, lekker koken, maar ook een filmpje kijken op de bank. Afgezien van het feit dat deze bezigheden me erg ver verwijderd lijken van wat oorspronkelijk met ‘passie’ werd bedoeld – iets van pijn moet daar toch in zitten – hoorden we hier duidelijk de stem van onze hedonistische cultuur, die verordonneert dat we toch vooral moeten genieten. Geniet!, het wordt zelfs als een soort groet gebruikt, maar het klinkt me altijd als een pervers bevel in de oren. Het leeghoofdige motto van mensen die niets beters te doen hebben en prosecco op hun balkonnetje drinken verwarren met ‘in het nu leven’.
Ik mopper niet voor niets. Het felle uitbreken van een prematuur voorjaar vorige week is me niet goed bevallen, al dacht ik er dit jaar helemaal klaar voor te zijn. Die eerste mooie dagen beginnen altijd heerlijk, maar jagen al gauw een weemoedig verlangen in me aan om uitbundig mee te doen met de drinkers die in hun winterjassen de eerste terrassen bevolken. En ook zonder terrasvertier houd ik er een kater aan over: al die sterke indrukken van zonovergoten drukte ineens maken me moe en schichtig, na mijn aanvankelijke enthousiasme. ‘Hoogsensitief’, jaja, zoekt u het maar op.
De lente waarnaar ik in de matte nadagen van de winter heb verlangd begint pas later, als het stof van die eerste zonnestormen is gaan liggen. Als het nieuwtje eraf is. Als de zon wat minder schel is, als het wat warmer wordt, en mijn colbertje mijn leren jas kan vervangen.
In het begin van Der Steppenwolf van Hermann Hesse mijmert de hoofdpersoon, Harry Haller, over ‘de lauwe dagen van een oudere ontevreden heer, zonder bijzondere pijnen, zonder vertwijfeling’. Hij stelt die dagen tegenover de felle dagen van intens leven, al is dat dan ook met soms heftige pijnen, en komt tot de conclusie dat hij in die verstikkende lauwheid niet ademen kan. Hermann Hesse verkeerde in een diepe geestelijke crisis toen hij, als bijna vijftiger, deze roman schreef. Tien jaar later dacht hij er anders over en zong hij in Stunden im Garten de lofzang van natuurgenot en meditatieve gelijkmoedigheid.
Ik had afgelopen zondag zelf zo’n lauwe dag. Lauwer dan lauw zelfs: een opnamesessie waaruit ik me moest losrukken zonder dat die tot een bevredigend resultaat was gekomen, een lange autorit met mijn vriendin die uiteindelijk weinig opleverde, een avond tv-kijken naar programma’s die me maar half boeiden. En toch had ik de hele dag een behaaglijk gevoel. De lente had pas op de plaats gemaakt en de vogels zongen slechts sotto voce, er was niets bijzonders gebeurd en er was niet veel te genieten geweest. En toch was het een ‘lekker dagje’ geweest, zei ik tegen mijn vriendin toen ik met mijn boek de trap naar de hooizolder besteeg.
Ik dacht aan de woorden van Lin Yutang, de Chinese schrijver, taalkundige en uitvinder die bekend stond als de wise and witty popularisator van de Chinese filosofie: ‘Als je een totaal zinloze middag op een totaal zinloze manier kunt doorbrengen, heb je leren leven.’ Er was nog hoop voor mij, stelde ik tevreden vast.
Nu te koop: 'De Chinese fluit', vertalingen van gedichten van Hans Bethge. Bibliofiele uitgave. 'De Chinese fluit' werd gezet uit de Van Dijck. De oplage bedraagt 99 exemplaren en werd door Avalon Pers gedrukt op Papier Japon.
De prijs is twintig euro. Als u die som op mijn rekening NL68 INGB 0004 1228 48 overmaakt en uw naam en adres vermeldt, krijgt u de 21 gedichten gesigneerd toegestuurd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten