Waarom is het in Belgische bejaardentehuizen zo’n vrolijke boel?
Omdat ze eindelijk de Hollandermoppen snappen die ze in hun jeugd hebben gehoord.
Aan die grap moest ik denken toen ik afgelopen zaterdag wakker werd en me grinnikend herinnerde wat Jean Paul van Bendegem, professor in de logica en de wetenschapsfilosofie, me de vorige middag had verteld. Scène: een studio van radio-omroep Klara in de Brusselse voorstad Schaarbeek. Vitalski, de presentator van het programma Sherlock waarin ik te gast was, had zojuist opgemerkt dat het niet vaak voorkwam dat er een Jean Paul en een Jan-Paul aan één tafel zaten. Van Bendegem keek me vriendelijk aan en vertelde me schijnbaar serieus een zot verhaal over de reden waarom hij Jean Paul was genoemd. Ik wist niet hoe ik moest reageren. Als het een grap was snapte ik hem niet helemaal. Maar nu, in mijn Brusselse hotelbed, drong de portee opeens tot me door. Ik had er te veel achter gezocht. Gespannen, koud aangekomen uit Amsterdam, waren mijn antennes nog niet afgestemd geweest op de afwijkende toon van het Vlaams. Het is niet alleen de taal zelf: als Hollander word je ook in verwarring gebracht doordat ironie verpakt is in een fluwelen foedraal van wellevendheid.
Een kroegentocht door Brussel in het erudiete en galante gezelschap van onze gids, geluidsman Geraard Goossens, had me inmiddels een lesje geleerd. Geraard had een gewiekste route gekozen waardoor de stad zich als een sprookje ontvouwde. De imposante negentiende-eeuwse overdekte winkelgalerijen voerden ons naar de eerste pleisterplaats, À La Mort Subite. In het geroezemoes van die brasserie, onder het gele schijnsel van de kroonluchters, kreeg ik het warme gevoel dat Brussel had weten te behouden wat Amsterdam had verloren: stijl en grandeur. Maar op weg naar ons hotel bleek al gauw dat er hier in het stadshart ook armoedige straatjes waren. Met spijt in mijn hart landde ik in het heden, zag ik de verpaupering, de eerste shoarmatenten, de eerste verzakte gevels, de eerste zwervers, nog onder de rook van de majestueuze Grote Markt.
Ook hotel Mozart was niet wat het op het eerste gezicht leek. Surfend op het net waren we gevallen voor de uitbundige kitsch waarmee het ingericht was. Een steen geworden Mozartkugel. De ironie daarvan, gekoppeld aan een schappelijke prijs, had ons overgehaald om hier te overnachten. In werkelijkheid bleek het hotel een Moors paleis te zijn. Een Arabische droom van kleurig mozaïek en krullerig metselwerk, fonteintjes, siervazen en draperieën die door de toevoeging van een piano en imitatie rococo-schilderijen met een Weense saus was overgoten. Mozart in Libanon, hoogst bizar.
Ik opende de balkondeuren en bevond me op een dakterras. Een ingelegde vloer, bedoeld voor Moorse pantoffels. Maar geen palmen en zand, schoorsteenrook steeg omhoog naar een heldere winterhemel. We waren van plan geweest een net geopende expositie in Bozar (Le Palais des Beaux-Arts) te bezoeken, maar het mooie weer, koud en kraakhelder, deed ons anders besluiten. Na een flinke stadswandeling bereikten we de vlooienmarkt op het Vossenplein in de Marollen, die naar verluid nog zijn oorspronkelijke karakter had behouden.
En inderdaad, geen Waterloopleinverloedering hier, ik waande me in de openingsscène van het Suske en Wiske-album De kaartendans. Daarin zegt Wiske: ‘Zo'n voddenmarkt heeft een eigen atmosfeer, waar vele mensen een oplossing zoeken voor hun problemen.’
Ik kreeg er eerder een probleem bij. Tussen wat oude pijpen zag ik iets dat ik na bliksemsnelle deductie als een verwaarloosde Dunhill Shell Briar inschatte. Een pijp, gemaakt in de dagen van Conan Doyle. Ik wil helemaal geen pijpen meer, de huisvesting van mijn huidige collectie is al meer dan een three pipe problem. Maar precies dat gebrek aan gretigheid maakte me tot een goede onderhandelaar. Ik veranderde in mijn andere rokende held, de norse commissaris Maigret, en vroeg bars:
‘Combien?’
‘Dix euro.’
‘Non,’ bromde ik.
‘Trop chèr?’
‘Oui.’
‘Cinq?’
‘OK.’
Met in mijn bagage een zakje met in Godiva-chocola gedoopte aardbeien, drie pakjes oude Semois, mijn nieuwe oude Dunhill, een stapel Sherlock Holmesboeken die voorlopig de kast weer in konden en een massa goede herinneringen verliet ik Brussel.
(Foto's Paulien Kop)
De uitzending van de reeks 'Sherlock' is op 16/17/18/19 februari om 17.00 uur, radio Klara. In aflevering 3 is Rookzanger te gast.
3 opmerkingen:
brussel is niet meer hetzelfde zonder jou
Dank je Vital! Of is dit fluwelen ironie (of satijnen sarcasme)? :))
Nu pas de podcast - met veel plezier - beluisterd. Dank hiervoor. Eén correctie: Orlandus Lassus (Orlando di Lasso) komt uit Mons in Henegouwen. Hij is een Belg avant la lettre:-)
https://en.wikipedia.org/wiki/Orlande_de_Lassus
Vriendelijke groeten,
Yves Verbandt
Een reactie posten