vrijdag 6 februari 2015

ZIEL

Mijn vader stuurde me een stuk uit het Eindhovens Dagblad op waarvan hij dacht dat het me zou interesseren. Het was een interview met de neurowetenschapper Kees Brunia. Deze emeritus hoogleraar gaat in zijn nieuwste boek ‘Het brein, van farao tot fMRI’ de discussie aan met Dick Swaab, die in zijn (volgens Brunia waarschijnlijk meer verkochte dan gelezen) boek ‘Wij zijn ons brein’ de ziel letterlijk en figuurlijk als een hersenspinsel beziet. Brunia is het daar niet mee eens. ‘Ja natuurlijk wel!’ antwoordt hij op de vraag of we een ziel hebben.

We zijn zielsgelukkig, iets snijdt ons door de ziel, men kan je op de ziel trappen, men kan zijn ziel aan de duivel verkopen, ‘je zieltje slaapt’ – de voorbeelden zijn talloos, in het spraakgebruik hebben we in elk geval zéker een ziel. Doorgaans verwijzen we ermee naar het diepste, meest eigene, kwetsbare en kostbare deel van onze persoonlijkheid; dus niet naar de wispelturige buitenkant daarvan, niet naar het ego en zijn praatjes, maar naar de gevoelige binnenzijde. Dit intieme en constante substraat van wat we als onze persoonlijkheid ervaren, dat noemen we onze ziel. De bodem, of misschien liever de kern van ons wezen. Ik formuleer tastenderwijs, en verruil mijn definitie graag voor een betere - ‘het kind in ons’, zeggen de moderne therapeuten.
Hoe die ‘ziel’ ook precies in elkaar steekt en hoe zij fysiologisch gezien ook wordt gevormd, zij bestaat, als taal en als werkelijkheid. Net zoals liefde bestaat, of geweten, of hoop, of wroeging, of heimwee: allemaal niet tastbare zaken die, hoewel ‘slechts’ psychologische entiteiten, net zo reëel zijn als de blauwe lucht en de grond onder uw voeten. Zaken om rekening mee te houden, niet minder dan het weer en de waterstand dat zijn. Mooi meegenomen dat voortschrijdend onderzoek verbanden legt met hersenactiviteiten, hormonen, neurotransmitters en ons reptielenbrein, maar voor de vaststelling van hun bestaan hebben ze die onderzoeksresultaten niet nodig. Tenzij je vindt dat iets pas echt is als je het vast kunt pakken en in een gelabeld doosje kunt doen.

Vermoedelijk heeft Swaab het dan ook over iets anders, als hij de ziel naar het rijk der fabelen verwijst: de zogenaamde onsterfelijke ziel, de ziel van de religieuze overtuiging, de levensadem die na onze dood ons ontzielde lichaam verlaat en, al dan niet als immateriële replica van onszelf, blijft voortbestaan. Daar verlaat men het terrein van de abstracte, talige concepten en zet een wankele voet in een zuigend moeras van atavisme, (bij)geloof en wishful thinking.
Overigens is Brunia het op dat punt geheel met zijn vermaarde collega eens: ‘Als ik doodga, dan is mijn ziel ook weg. Mijn ziel is sterfelijk, zit vast aan de materie van mijn brein.’ Dus waarom dan eigenlijk de confrontatie met Swaab aangegaan? Voor de verkoopcijfers? Misschien dat Brunia zich gestoord heeft aan de wat pedante toon waarop Swaab zijn boodschap de wereld instuurde. Zelf is hij minder stellig en daardoor voor de minder rationele types onder ons misschien sympathieker: ‘[Z]elfs de wetenschap moet zich erbij neerleggen dat er mysteries blijven bestaan. Zoals de ziel, het geheim van de relatie tussen lichaam en geest.’ En, een citaat uit zijn boek: ‘De Heilige Graal zal niet gevonden worden, die ligt achter de langzaam verder terugwijkende horizon’.

1 opmerking:

Hans Valk zei

Laat ik voorop stellen dat ik de discussie rond Dick Swaab en zijn 'Wij zijn ons brein' niet echt heb gevolgd. Ook zijn boek heb ik niet gelezen.
Het lijkt mij inderdaad vooral een kwestie definitie. Daar raak je niet snel over uitgepraat.

Zelf schrijf je bijvoorbeeld over de ziel: "Doorgaans verwijzen we ermee naar het diepste, meest eigene, kwetsbare en kostbare deel van onze persoonlijkheid; dus niet naar de wispelturige buitenkant daarvan, niet naar het ego en zijn praatjes, maar naar de gevoelige binnenzijde."

Dan vraag ik mezelf al meteen af: welke wispelturige buitenkant? Komt die wispelturigheid dan niet van binnen? Maakt dat géén deel uit van onze ziel? Staan ziel en ego inderdaad los van elkaar?
Ik kan me dat niet voorstellen en ik houd jouw definitie van de ziel dan ook voor een romantische voorstelling van zaken, waarin de ziel kennelijk ons betere ik vertegenwoordigt.

Op zich een interessante kwestie, maar ik ben niet van plan de boeken van Swaab en Brunia te gaan lezen.
Nou ja; dat van Swaab misschien, als ik eens een keer niks anders te doen heb. Maar eigenlijk is het onderwerp me te academisch. De eindconclusie van Brunia is wat mij betreft voor een wetenschapper een zwaktebod.
Dat de heilige graal nooit gevonden zal worden is ook een uitspraak die nauwelijks kan worden hardgemaakt, dus hoezo is Brunia minder stellig?

Ik weet niet hoe de omslag van Swaab's boek eruit ziet. Bij het boek van Brunia valt het me op dat hij het kennelijk nodig vond om zelf breeduit op het omslag te staan.
Misschien zegt het meer over mij dan over Brunia, maar ik denk dan meteen: "ijdelheid".
Swaab is tot op zekere hoogte een media-persoonlijkheid geworden en Brunia wil dat ook zijn, kennelijk. Misschien is hij zelfs allang een keer bij DWDD geweest. Ik houd dat niet echt nauwgezet bij.

Ik vermoed dat je conclusie correct is: het onderwerp verkoopt; Swaab's visie ontmoet kritiek en dus verkoopt dit boek ook, zeker als je het presenteert als "de confrontatie aangaan met Swaab".
En Brunia is ijdel genoeg om zo'n boek te willen schrijven. Al dan niet op verzoek van de uitgever.