woensdag 27 juli 2022

Rijnlandse ontmoetingen


Weinhaus em-Wingert was het enige hotel in de buurt dat nog kamers vrij had. Zo toeristisch als Linz am Rhein is, zo stil is het tien kilometer stroomopwaarts gelegen Rheinbrohl. Pinnen kan je er niet. Pinnen kun je trouwens bijna nergens in die steek, behalve in de supermarkt. We zijn drie keer naar een bank moeten lopen om onze rekening te voldoen.
Em-Wingert had er veelbelovend uitgezien maar de praktijk bleek er een van vergane glorie. Een vriendelijke oude dame en haar nerveuze en wat dovige dochter probeerden te redden wat er te redden viel van het familiebedrijf. We kregen een mooie kamer met een balkon boven de tuin. Maar het boven de wijnkelders gelegen restaurant dat bij het wijngoed behoorde was gesloten, behalve voor het ontbijt. Op de tweede dag, bij het zondagse Frühstück, feestelijk uitgelegd met croissants, een eitje, fruit, yoghurt, ham en meloen, hoorden we het verhaal. Vier of vijf jaar terug had een verslaafde pyromaan er een brandbom naar binnen gegooid. De jongen, die in de hele streek een spoor van vernieling had achtergelaten, was niet lang daarna aan een overdosis bezweken. In 2019 was de zaak zorgvuldig gerestaureerd en gemoderniseerd. Toen kwam Corona. Inmiddels had de moeder met tachtig jaar de kracht niet meer en haar dochter die te hulp geschoten was bleek voor de horeca niet in de wieg gelegd. Er was geen personeel te krijgen, de jongelui wilden niet meer werken, die feestten liever. Het einde van een trotse traditie leek nabij.
We kochten een fles van hun eigen wijn, strak vormgegeven en met modern lollige ironie "Leider Geil" genoemd. De dochter vertelde hoe haar vader het allemaal zo heel anders had gedaan. Die had, niet zoals in de "fabriek" verderop (het wijngoed Schneidgen waar we de vorige dag hadden gewandeld) álle druiven van zijn 30.000 stokken gebruikt, ook wat op de grond was gevallen en "zogenaamd ziek" was, met als resultaat een complexe wijn die heel oud kon worden en niet zoals het moderne spul na twee jaar al zo plat als een dubbeltje was. Ik stopte Leider Geil in mijn tas en keek met heimwee naar de her en der als decoratie neergezette flessen van pa, die met hun bont gekleurde en rijk versierde etiketten vol wapens, zegels, kastelen en guirlandes getuigden van een andere tijd.

                                                                       ***

Het mannenkoor van Linz bestond tweehonderd jaar. Er was een foto-expositie ingericht en op het marktplein werd die feestelijk geopend. Natuurlijk gingen de in vrolijk rood gestoken heren wat zingen, maar eerst moest er flink gespeecht worden. De voorzitter opende. Hij las van blad en dankte alle talrijke aanwezigen voor hun komst. Ik keek om me heen. Hooguit twintig mensen stonden onder de partytent die hen tegen de brandende zon moest beschermen, minder dan het aantal zangers. Nadat iedereen die dit alles mogelijk had gemaakt was genoemd en bedankt, van de dirigenten en bestuursleden uit het verleden tot de geluidstechnicus aan toe, was het de beurt aan de burgemeester. Wie in Duitsland een beetje verder geleerd heeft is al gauw Herr Doktor of zelfs Herr Professor. En iedere Herr Doktor of Professor is een amateur-geleerde die zijn verworven eruditie graag met anderen deelt. Doktor Hans Georg Faust, want zo heette de burgemeester, was geen uitzondering. Met veel flair schetste de politicus met het grijze sikje de omstandigheden waaronder het mannenkoor was ontstaan, en en passant de wordingsgeschiedenis van de culturele stroming die Biedermeier heet. Het kwam allemaal door een vulkaanuitbarsting in Indonesië die een deken van as en roet over de wereld legde en door de naweeën van de Napoleontische oorlogen en het politieke klimaat van die jaren. Mensen meden wantrouwig de buitenwereld en moesten het binnen gezellig maken en zo begon het verenigingsleven te bloeien. Faust sprak boeiend en uit het hoofd maar was lang van stof. De zangers wiebelden en zweetten en de oudsten zochten een zitplaatsje. Eindelijk mochten ze een lied zingen, een ballade van Udo Jürgens. Maar daarna was er alweer een speech. Ik tikte mijn vriendin aan. Tijd om naar Dieter te gaan. 

"We namen hartelijk afscheid met het voornemen om nog eens terug te komen. Bij leven en welzijn, natuurlijk", schreef ik op 1 september 2017 op deze plaats. Zou de tengere en alcoholische uitbater van Wein im Hof nog leven, zou zijn lustpriëel Corona hebben overleefd? De poort stond open, met kloppend hart betraden we de binnenplaats. En ja, daar schuifelde hij kromgebogen rond, met zijn rek met flessen. 
Het was als vanouds. Dieter mengde met een geruststellend glimlachje de edele wijnen die hij zojuist had aangeprezen door elkaar. Een glas Weissburgunder op een onderlaag Elbling ... wat maakt het uit? Vlak voor we gingen werden we mee de branderij in genomen waar het pittig naar destillaten rook. Hij had een verrassing voor ons. Hij rommelde tussen de cd's en even later klonk het Wilhelmus. Ik ging in de houding staan en salueerde. Nu kwam de stemming goed los. Er werden kopiëen rondgedeeld van een lofzang op Dieter, acht coupletten lang, op de melodie van Wo die Nordseewellen schlagen. De Duitsers kenden het lied, ik zong op de tast mee. Tevreden om de geslaagde excursie naar het verleden torsten we een doos edele wijn naar de auto. Thuis maar eens goed proeven.


Geen opmerkingen: