Is het de overgevoelige angst voor emotie die een mens tot relativeren brengt, of een gezond wantrouwen jegens gemeenschappelijk sentiment?
Er rolden zoveel tranen, echte zowel als krokodillentranen,
over het verkoolde natuursteen, dat mijn eigen schrik en verdriet er minder om
werden. Ik voelde de behoefte om... dwars te liggen? Nee, dat niet. Maar wel om
een relativerende kanttekening te plaatsen. Zodra een Volkskrantcolumnist in
ernst schrijft dat het is alsof er een stukje van hemzelf verbrand is, dan kan
ik niet nalaten te denken, na een inleidend, langgerekt hm: nou nou! Kom kom!
Ach jongen toch!
Mijn relativerende toon, zo snel al, werd me niet door
iedereen in dank afgenomen. Bijval uit onverwachte hoek was er ook. Een
Oud-Katholiek bisschop deelde mijn stuk op Facebook; zijn vriendenschaar,
waaronder ik de namen van enkele reformatorische theologen en predikanten herkende, stak de duimpjes op. Men prees mijn nuchtere toon en mijn historische besef. Dank, Wikipedia, voor het laatste! Mijn grap over de nagels
van Christus zal ook wel bijgedragen hebben aan het succesje dat ik in
protestantse kringen behaalde: de reformatie heeft het niet zo op relieken.
Maar inmiddels merk ik dat ik behoorlijk kathedraalmoê ben.
En ik niet alleen. Toen we ons gisteravond voorbereidden op de mis van Witte
Donderdag, misschien wel de mooiste eredienst van het jaar, waren de kosters
bezig met het aansteken van de kooltjes (want er moest flink gezwaaid worden
met het wierookvat). Ik kon het niet laten: 'Het ruikt hier naar brandende
kerken.' Een flauwe grijns van een van de alten betekende: twee dagen terug zou
je grap wreed en scherp zijn geweest, nu alleen nog maar melig.
Toch komen er nog steeds gedachten op die geformuleerd
willen worden. Zoals deze.
Een kathedraal is een megalomaan project. Het wordt gestart
in de wetenschap dat de bouwmeester, zijn aannemers, onderaannemers,
bouwvakkers, steenhouwers, houtsnijders, schilders en beeldhouwers de voltooiing niet zullen meemaken.
Er verstrijken eeuwen. Men metselt, timmert voort. Generaties groeien op naast
een bouwput waarin een kerk in wording telkens een stukje hoger naar de hemel
reikt. Worden oud, sterven. Ondertussen veranderen tijdgeest, inzicht, mode en smaak. Van
de oorspronkelijke bouwtekeningen wordt afgeweken. Er komt een laat-gotische
suikertaart op de sobere, amper de romaanse stijl ontgroeide sokkels te staan.
Of: oorlogen, geloofsstrijd, politiek en schaarste maken dat de bouw stil valt.
Halve, stompe torens blijven over, tot men die, eeuwen later alweer, besluit
alsnog af te bouwen. In de stijl van die tijd.
Dan komt de tijd van verval, vernietiging, brand, van
herstel, wederopbouw en renovaties. Opnieuw is het oorspronkelijke ontwerp
vogelvrij, iedere periode herstelt op zijn eigen manier.
Wat ik wil zeggen: een kathedraal is niet zozeer een gebouw
als wel een eeuwig work in progress. Een nooit af bouwproces dat in zijn
stilistische ratjetoe de geest van de opeenvolgende tijdperken weerspiegelt.
Steen geworden tijd is een kathedraal.
Hoog op de Sint Jan (bijna non stop in restauratie sinds 1858) staat een engel met een mobieltje.
En daarom zou ik bijna geneigd zijn te zeggen: laat die
architecten maar een glazen daktuin op de Notre Dame zetten, of een toren van
glas en staal. In zekere zin is dat geheel in overeenstemming met het wezen van zo'n project en
daarmee authentieker dan een replica van die neogotische dakruiter van
Viollet-le-Duc.
Alles best. Zolang ze maar niet 'in dialoog gaan met de omgeving'.
6 opmerkingen:
Ik krijg badkuip-visioenen.
Ik ook. Vandaar mijn voorbehoud...
Nou Jan-Paul, ik deel je scepticisme ten aanzien van wat je beschrijft hoor. Hoe mooi de Notre Dame ook is, was en zal blijven, het is ook een toeristische trekpleister van jewelste waar ik, uiteraard een zelfde toerist als de duizenden anderen op dat moment, nauwelijks een religieus gevoel ervaar.Wel bewondering hoor.Dus nee, er stierf geen stukje van mezelf, en ook niet het gevoel van Stijn Fens jl zaterdag dat het tussen 'hem en Parijs" weer goed kwam...En de bijna wanstaltige bedragen die de superrijken onmiddellijk vrijmaakten, komen enigszins overtrokken op me over. Maar gelukkig: herbouwd wordt-ie.Wat mij betreft inderdaad met een daktuin. h.g.Leo
Nog een opmerking: de meeste Gothische kathedralen (de Notre Dame in Parijs, de kathedraal van Chartres en die van Reims o.a.) werden in een periode van ongeveer 100 jaar gebouwd. Er werd in later eeuwen inderdaad vaak nog het één en ander veranderd of bijgebouwd, maar de stelling dat men eeuwen over de bouw deed en dat die kathedralen daarom een soort permanent werk in uitvoering waren, is een wat al te badinerende stelling.
Die aardig van pas komt bij je betoog over de richting die men bij de restauratie zou kunnen en mogen kiezen, maar die wat mij betreft niet als een rechtvaardiging van modernistische fratsen kan dienen.
Badinerend, misschien. Maar in essentie toch juist: 100 jaar was zeker in die tijd de tijdspanne waarin 3 generaties opgroeiden. En ik ben zeker niet voor moderne fratsen - ik speel een beetje de advocaat van de duivel en probeer argumenten te vinden die een en ander rechtvaardigen en mijzelf en mijn zwaktes niet te zeer in de kaart spelen. Zelf zou ik het liefst Anton Pieck uit het graf terugroepen om samen met Rob Krier Viollet-le-Duc te overtreffen in schaamteloos romantische neogotiek.
Ja, Rob Krier.
Voor mij inmiddels ook een naam uit het verleden. Een Luxemburger die, wat men toen post-moderne architectuur noemde, maakte. Waarbij vrij willekeurig werd geciteerd uit de vormentaal van de architectuur van vroeger eeuwen.
Krier hield het nog redelijk bescheiden, maar een tijdgenoot, Ricardo Bofill, ging op soortgelijke wijze, maar veel megalomaner en uitbundiger te werk, onder andere in een aantal Parijse voorsteden.
In de jaren tachtig en negentig zongen hun namen rond op de Faculteit Bouwkunde in Delft, waar ik toen werkte. Inmiddels zijn ze beiden eigenlijk vergeten, hoewel ik zag dat Krier ook in deze eeuw nog het nodige heeft gebouwd.
Beiden zijn inmiddels oude mannen. Ik ben bang dat er over honderd jaar minder over hen, dan over Viollet-le-Duc wordt gepraat en geschreven.
In de jaren '70 hadden we in de Nederlandse woningbouw wat Carel Weeber de 'Nieuwe Truttigheid' noemde. Ook een reactie op de modernistische architectuur van de wederopbouw. Daaroverheen kwam de genoemde post-moderne golf, die in de Nederlandse woningbouw (op typisch Nederlandse wijze) is uitgekristalliseerd als zogenaamde 'historiserende' bouw, waarbij het 'jaren dertig huis' het grote voorbeeld is.
De architectuur als fysieke uiting van de tijdgeest. Behoudzucht, angst voor de toekomst en (quasi) nationalisme.
Nou ja, je kunt zeggen wat je wilt; 'entartet' is dat soort architectuur in ieder geval niet..
Een reactie posten