dinsdag 2 april 2019

KLEDERDRACHT


In mijn vorige blog schreef ik over plankenkoorts. Ik citeerde Eckhart Tolle: 'Als er geen uitweg is, dan is er altijd nog een weg doorheen'.

Maar hoe doe je dat dan, erdoorheen gaan? Hoe voorkom je dat je apathisch in een stoel gaat zitten staren naar dat ding in de toekomst, machteloos en verlamd? Voor de trouwe lezers van dit blog, die zich afvragen hoe het gegaan is het afgelopen weekeind, beantwoord ik die hypothetische vraag.
In de eerste plaats, zorg dat je van tevoren bezigheden of liever nog verplichtingen regelt. Zodat je wel in beweging moet blijven, en je niet toch op het laatste moment maar liever wegkruipt in een hoekje.
Natuurlijk had ik verhoging, zaterdag. Natuurlijk was ik verkouden. Prachtig weer, misschien een beetje hooikoorts. Maar indachtig wat ik de dag ervoor op deze plaats geschreven had belde ik niet af, maar klom naast mijn vriendin in het gebutste autootje. We reden naar de Veluwe, naar Epe, waar een jeugdvriendin van haar schilderijen tentoonstelde.
In het Veluws Museum Hagedoorns Plaatse was het stampvol. Men had gemeend drie openingen tegelijk te moeten verrichten. Kampens zilver, klederdrachtpoppen uit de verzameling van Prinses Juliana, en die schilderijen - ach, waarom apart, waarom moeilijk doen?
In het bovenzaaltje stond ik te zweten tussen alle grijze koppen. In het midden zaten rond een tafel levende poppen. Ingesnoerde vrouwen met hoofdijzers en een man met een Rien Poortvliet-baard. Ik heb het niet zo op klederdracht, en vind het vooral bizar als de aldus uitgedoste anachronismen van een glas droge witte wijn zitten te nippen in plaats van een glaasje Zwienenbitter. De man van het zilver begon een lang verhaal, dat hij beloofde kort te zullen houden. Ik wist genoeg, wrong me de trap af en ging naar buiten, hoewel er een gemeen koude wind stond. Toen ik na een kwartiertje weer naar binnen liep hoorde ik hem zeggen: 'Maar dan nu, het Kampens zilver!' Ik ging in godsnaam de vitrines met folkloristische poppen maar even bestuderen. Ik voelde me verdwaald in een roman van Voskuil.
Toen alles uiteindelijk gezegd was en de beloofde hapjes en drankjes waren rondgedeeld, en nadat we de schilderijen bewonderd hadden, raakte ik in gesprek met de zoon van Pierre H. Dubois, die ik ken als Maigret-vertaler. Die zoon bewaart thuis nog een pijp die zijn vader van Simenon zelf heeft gekregen, met daarop de inscriptie Maigret. Ik vroeg hem of zijn vader eigenlijk ook romans geschreven had. Hij bevestigde dat maar voegde er minzaam aan toe dat dat allemaal niet zoveel voorgesteld had. Alleen een vertaalproject van het werk van Belle van Zuylen, dat hij samen met zijn vrouw had gedaan, had hem enige erkenning opgeleverd. Sommige mensen zijn te bescheiden, en breiden hun eigen bescheidenheid ook nog eens uit naar de verdiensten van hun naasten. Later googelde ik Dubois en trof een reusachtige staat van dienst, die onder meer bekroond was met de Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre en maar liefst twee eredoctoraten.
Vervolgens raakte ik in gesprek met de schrijver Gerard van Emmerik, die vertelde elke week op donderdag naar zijn schrijfhuisje nabij Emst te fietsen vanuit Amsterdam. Een aardige man, die op een andere manier ook al bescheiden was: hij praatte met een luchtige en goed gehumeurde ironie over zichzelf, zijn verdiensten en de boekenwereld in het algemeen. We beloofden elkaars boeken te gaan lezen. Later googelde ik hem en trof ook hier weer veel meer reputatie aan dan uit het bittertafelgesprekje was gebleken. Hier was een les te leren, vond ik, want ikzelf, met mijn veel geringere staat van dienst, was best een beetje dikdoenerig geweest. Aan de andere kant: was onbescheidenheid niet eigenlijk een vergeeflijke beginnersfout? Over mijn oorspronkelijke vak, het zingen, de muziek, praat ik ook nog maar zo weinig mogelijk. De Veluwenaren wilden van alles weten over mijn drukke bezigheden de volgende dag, maar ik wuifde die maar het liefst een beetje weg. We aten in een grand café in Vaassen, in de buurt waarvan Van Emmeriks roman De kippenjongen speelt, en reden bijtijds terug naar Amsterdam, richting zomertijd, een korte nacht, en een overvolle zondag.
Die drukke bezigheden overigens, gingen uitstekend, en anders dan de vorige keer, toen ik mezelf was tegengevallen wegens te veel druk op de machineketel en te hoog opgeschroefde verwachtingen, had ik er nu een onversneden plezier in. En gelukkig mag ik nog een keer!

Als u mij in klederdracht wilt bewonderen, kom dan gerust op zondag 7 april naar de Muiderkerk in Amsterdam. Aanvang 14.30. Er zijn nog enkele kaarten.
Telefonisch reserveren via 06 33 92 33 32
Of stuur een email naar thalia.tickets@gmail.com



(Foto boven: Ellen Hink)

Geen opmerkingen: