dinsdag 9 april 2019

PULCINELLA


'Weer een beetje bijgekomen?' opende de voorzitter van het koor haar mail aan mij.
Wat moest ik daarop zeggen? Een volmondig neen zou op zijn plaats zijn geweest. Maar dat klonk alsof ik mijn werk voor de vereniging maar een zware last vond. Ik dacht aan mijn vader die, indien geprest, altijd de waarheid sprak. Kon hij eronderuit komen dan verried zijn sceptische lachje die waarheid evengoed. Ik besloot sceptisch te lachen door de mail nog even niet te beantwoorden.

Als ik in oude dagboeken lees valt het me op hoeveel ik aankon als dertiger of veertiger, ik vloog tamelijk onbezorgd van het ene optreden naar het andere, de weekenden waren vaak boordevol met nét passende verplichtingen, ook nog eens van heel diverse aard. Nu valt me dat zwaar. Dat ligt niet alleen aan een minder soepel terugverend systeem. De voornaamste reden is dat ik alles wat ik doe heel serieus neem. Te serieus zeggen sommigen. Ouwelijk ernstig. Er was een hele, feestelijke en geslaagde zondagmiddagvullende operettevoorstelling voor nodig om de bittere naklank van dat ene kleine liedje dat niet lekker ging op vrijdag te overstemmen. En dan nog word ik maandag niet wakker met het opgeluchte gevoel van vroeger. Geen katterig maar zorgeloos ontwaken. Geen monter wandelen, achteloos in te luchtige kleren want ik mag nou best kouvatten, geen last die van me afgevallen is. De adrenaline is er nog niet uit. Het vecht-of-vlucht-gevoel heerst nog. Ik surf naar de diverse media en bekijk alle plaatjes die getuigen van een bewogen weekend. Veel mensen. Veel drukte. Geconcentreerde gezichten, lachende gezichten. Ik voeg zelf een handjevol foto's toe aan dit vluchtige monument. Mijn derde koffie is ondertussen ongemerkt naar binnen gegaan. Naar buiten dan maar, je moet toch iets met die onrust.

Het is prachtig lenteweer. Gisteren heb ik dat goeddeels gemist omdat ik in de illusionaire wereld van het theater verbleef. Nu zou ik ervan moeten kunnen genieten. Maar de herrie op straat jaagt me op, het licht schittert te veel.
Dan gebeurt er iets vreemds. Ik loop langs het Concertgebouw en lees gewoontegetrouw de affiches.

Pulcinella!

Nog voor ik een bewuste gedachte kan wijden aan alle associaties die die naam oproept is er de ontroering. De tranen schieten me in de ogen, die last valt uiteindelijk toch nog van mijn schouders. De mensen die mijn betraande gezicht zien denken waarschijnlijk dat ik iets naars heb meegemaakt. In werkelijkheid komt met dat ene, tamelijk toevallige toverwoordje een heel tijdperk terug. Ik ben weer achttien, ontdek Satie, Debussy, Ravel, Stravinsky, het fin-de-siècle, het prille modernisme, Schönbergs Pierrot Lunaire, ontdek hele werelden, o zo fascinerende werelden, waarvan ik tot op dat moment geen weet had. Rimbaud, Verlaine, Cocteau. Wat is de geschiedenis ongelofelijk rijk, wat valt er veel te ontdekken! De ene vondst leidt tot de andere, de uitgestrektheid, de gelaagdheid en de onderlinge verbondenheid van alles is duizelingwekkend, ik ben een kind in een winkel vol exotisch snoepgoed.
Zo dansen Pulcinella en ik wenend het park in. Het is nog niet gedaan met mijn blues maar het genezingsproces is begonnen.


(Illustratie: Giovanni Battista Tiepolo - 1696-1770) 


Geen opmerkingen: