Er was een schaap gestorven. Het overgebleven beest kon niet alleen zijn, het blaatte de hele buurt bij elkaar, dus er moest een zusje bij komen; ook twee schapen is een kudde. De schapenboer werd gebeld; hij zou de volgende dag al langskomen met de bestelde vervanging.
Maar zo lang wilde het eenzame dier niet wachten: het brak 's nachts los en mengde zich onder de kudde aan de overkant van de provinciale weg. De eigenaar daarvan pikte haar eruit en zette haar zolang in een hok, wij moesten haar daar ophalen.
Mijn vriendin zag daar een beetje tegenop. Het was een tamelijk wild schaapje, het was nog niet handtam gemaakt met Biks - zou het haar wel volgen naar de weide? Ook ik zag schapen op de weg. Want hoe moest dat dan, met al die auto's?
De schapenboer loste dat in eerste instantie op. Toen hij aan kwam rijden met zijn bestelbusje bleek hij het voortvluchtige schaapje al te hebben opgehaald. Hij laadde de twee beesten uit, één dik, één dun. Maar toen gebeurde alsnóg waarvoor we gevreesd hadden: ze stoven alle kanten op behalve de goede.
En kijk, daar waren die schapen op de weg. Het ging er in werkelijkheid heel anders aan toe dan in mijn voorstelling. Geen rampen, geen verkeersongevallen, geen drama's. Het verkeer minderde vaart, ging stapvoets rijden, stopte, bestuurders stapten uit, fietsers kwamen erbij staan. Rust daalde neer op het landschap, de N-weg werd een voetpad, Noord-Holland werd opeens een beetje Ierland of Frankrijk. De lentezon scheen fris op het tafereel, iedereen keek toe hoe wij worstelden met die schapen. Alleen de schapenboer had het niet zo fijn in zijn blauwe overall. Hij zweette. Een beetje leedvermaak had ik wel, want ik had hem een grove inschattingsfout zien maken.
Dat ging zo: de schapen waren na veel besluiteloos en paniekerig gedoe naar het hek van de weide gerend waarachter de andere kudde stond te grazen. Men blaatte elkaar toe. Schapenboer had zijn bestelbusje derwaarts gekeerd, in z'n achteruit het gras op gedraaid, en de beesten erin weten te wringen. Terug aangekomen bij het land van mijn vriendin had hij met het nodige vertoon van spierballen het eerste schaapje uit de laadbak en in de wei gekregen. Zo gaat-ie goed, dacht ik. Nu dezelfde procedure herhalen en klaar is Kees. Maar nog terwijl hij bezig was het hek te sluiten riep hij naar zijn vrouw om het tweede beest los te laten. Zelfs de stadse jongen die ik ben zag de enorme blunder die hij daar maakte. Nummer twee schoot weg, de autoweg op. In de consternatie ontsnapte ook nummer een aan de greep van de schapenboer en volgde ijlings haar nieuwe zusje. Terug bij af.
Het kwam uiteindelijk allemaal in orde. De auto's startten hun motoren weer, de fietsers stapten weer op. Iedereen zag er ontspannen en vrolijk uit. Alleen de schapenboer was rood aangelopen en hijgde.
'Dit nieuwe schaap komt wel ietsjes duurder uit dan die ander,' zei hij door het raampje van zijn bestelbusje. 'Hoeveel duurder?' wilde mijn vriendin weten. Het bleek een verwaarloosbaar bedrag, amper groot genoeg om zijn eer te redden.
(Illustratie: Marten Toonder)
Maar zo lang wilde het eenzame dier niet wachten: het brak 's nachts los en mengde zich onder de kudde aan de overkant van de provinciale weg. De eigenaar daarvan pikte haar eruit en zette haar zolang in een hok, wij moesten haar daar ophalen.
Mijn vriendin zag daar een beetje tegenop. Het was een tamelijk wild schaapje, het was nog niet handtam gemaakt met Biks - zou het haar wel volgen naar de weide? Ook ik zag schapen op de weg. Want hoe moest dat dan, met al die auto's?
De schapenboer loste dat in eerste instantie op. Toen hij aan kwam rijden met zijn bestelbusje bleek hij het voortvluchtige schaapje al te hebben opgehaald. Hij laadde de twee beesten uit, één dik, één dun. Maar toen gebeurde alsnóg waarvoor we gevreesd hadden: ze stoven alle kanten op behalve de goede.
En kijk, daar waren die schapen op de weg. Het ging er in werkelijkheid heel anders aan toe dan in mijn voorstelling. Geen rampen, geen verkeersongevallen, geen drama's. Het verkeer minderde vaart, ging stapvoets rijden, stopte, bestuurders stapten uit, fietsers kwamen erbij staan. Rust daalde neer op het landschap, de N-weg werd een voetpad, Noord-Holland werd opeens een beetje Ierland of Frankrijk. De lentezon scheen fris op het tafereel, iedereen keek toe hoe wij worstelden met die schapen. Alleen de schapenboer had het niet zo fijn in zijn blauwe overall. Hij zweette. Een beetje leedvermaak had ik wel, want ik had hem een grove inschattingsfout zien maken.
Dat ging zo: de schapen waren na veel besluiteloos en paniekerig gedoe naar het hek van de weide gerend waarachter de andere kudde stond te grazen. Men blaatte elkaar toe. Schapenboer had zijn bestelbusje derwaarts gekeerd, in z'n achteruit het gras op gedraaid, en de beesten erin weten te wringen. Terug aangekomen bij het land van mijn vriendin had hij met het nodige vertoon van spierballen het eerste schaapje uit de laadbak en in de wei gekregen. Zo gaat-ie goed, dacht ik. Nu dezelfde procedure herhalen en klaar is Kees. Maar nog terwijl hij bezig was het hek te sluiten riep hij naar zijn vrouw om het tweede beest los te laten. Zelfs de stadse jongen die ik ben zag de enorme blunder die hij daar maakte. Nummer twee schoot weg, de autoweg op. In de consternatie ontsnapte ook nummer een aan de greep van de schapenboer en volgde ijlings haar nieuwe zusje. Terug bij af.
Het kwam uiteindelijk allemaal in orde. De auto's startten hun motoren weer, de fietsers stapten weer op. Iedereen zag er ontspannen en vrolijk uit. Alleen de schapenboer was rood aangelopen en hijgde.
'Dit nieuwe schaap komt wel ietsjes duurder uit dan die ander,' zei hij door het raampje van zijn bestelbusje. 'Hoeveel duurder?' wilde mijn vriendin weten. Het bleek een verwaarloosbaar bedrag, amper groot genoeg om zijn eer te redden.
(Illustratie: Marten Toonder)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten