2. Vlaanderen
‘Waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen; waar plots het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant zich scheidt van ‘t mijmerend, magere Kempenland, daar is het.’
Uit een kastje aan straat had ik een wonderlijk boekje meegenomen: Schoon Lier, van Felix Timmermans. Ik heb wel wat met die omstreden dialectschrijver. Zijn met eigen houtsneden verluchte boekjes hebben iets sprookjesachtigs, iets kinderlijks. In deze lofzang verzon hij zijn eigen stad, Lier, meer dan dat hij haar beschreef. Het sprankelende Lier dat uit zijn pagina’s oprijst bestond allang niet meer, zo het ooit bestaan had - Timmermans verbeelding schiep een ideale versie van de stad, ongeveer hetzelfde (maar dan in diapositief) als Georges Rodenbach met Brugge had gedaan in Bruges-la-Morte.
We parkeerden in een garage vlakbij de Grote Markt en liepen het plein op. Het zag er allemaal erg aardig uit - Gotisch kantwerk sierde de geveltjes - al was er wel erg veel nieuwbouw tussen de schilderachtige huizen opgetrokken. Maar al lopend viel ons iets op: het was hier merkwaardig stil. Niet de middeleeuwse stilte van Timmermans waarin een eenzame voetstap over de kasseien klettert, maar een levenloze, verveelde stilte. Weinig volk op de been, alleen een handvol bedaagde toeristen. Geen straatrumoer, geen straatmuziek, zelfs geen muzak uit de winkels.
‘Lier is zo dood als een pier,’ rijmde ik flauw, maar mijn vriendin vond: ‘Sommige steden geven zich niet direct gewonnen.’ Dus streken we neer op een terrasje. Het was al laat en we waren moe, dus misschien toch een hotel? De serveerster hielp ons desgevraagd aan een plattegrond en wees ons toeschietelijk op de mogelijkheden.
De Hof van Aragon, werd het. We moesten er aanbellen, er was geen entree, uit een intercom klonk een slaperige stem. Binnen was het net zo verlaten als buiten op de gracht. We betaalden vooruit. De kamer was prozaïsch maar uit ons raam hadden we een mooi uitzicht op de Nete, de Binnennete om precies te zijn. We fristen ons op en gingen op zoek naar een restaurant.
Op het terras van een brasserie met uitzicht op de Zimmertoren en zijn astronomische klok was het levendig genoeg, en we aten er uitstekend. Mijn vriendin een overvloedig ‘Koninginnehapje’ en ik ‘Belgische gehaktballen in tomatensaus’, beide klassiekers volgens de kaart. De aardappelpuree ernaast bevatte veel roomboter, bijna de befaamde purée Magny, en de gehaktballen veel knoflook; ’s nachts lag ik er wakker van. Stille voetstappen gingen nu en dan gehaast over de kinderhoofdjes buiten, een enkele mug zoemde, de zware bronzen klokken van de Sint-Gummaruskerk begonnen gelukkig pas om zeven uur te luiden.
‘s Anderendaags waren we de enige gasten in een statige eetzaal. We lieten ons het ontbijt goed smaken, stalden de bagage bij de receptie en maakten een wandeling over de vesten, een groenstrook die de oude stadswallen markeert. Joggers liepen ons voorbij.
De lucht was helder blauw, in tegenstelling tot de gesluierde hemel van de dag ervoor, en onze indruk van Lier werd wat opgepoetst, ook door het glanzende zilverwerk in de Sint-Gummarus, die we gisteren nog gesloten hadden aangetroffen. In het Timmermans-Opsomerhuis, het museum gewijd aan Lierse kunstenaars, vertelde een medewerker ons dat de schoolvakanties de boosdoener waren, overigens was de stad ‘Lierke Plezierke’ de levendigheid zelve. We hadden onze twijfels maar besloten die voor ons te houden.
De steenweg voerde ons naar onze volgende stop, het Mariabedevaartsoord Scherpenheuvel. Hier kon je je auto laten wijden, meldde een verkeersbord. Dat leek ons niet nodig, maar een kaarsje aansteken deed ik voor de zekerheid maar wel, in een glazen huisje op het kerkplein waar het smoorheet was van de walmende waskaarsen. Op een plantsoentje onder oude platanen aten we een lunch van speltbrood en monnikenkaas uit Postel. De kaas had zijn vorm al behoorlijk verloren door de warmte van de auto en mijn zakmes sneed er soepel doorheen. Het was een drukte van belang in Scherpenheuvel, geloof en toerisme vormen een gelukkig huwelijk.
(Wordt vervolgd)
(Derde foto: portret van Felix Timmermans door Isidore Opsomer, 1878-1967)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten