dinsdag 4 november 2014
UITGLIJDER
Ik was gaan denken dat het wel weer kon. Maar mijn vijand wist beter. Die had zich koest gehouden en zich van zijn beste kant getoond. Net toen ik dacht dat het toch eigenlijk wel meeviel met zijn kwade bedoelingen, dat ik hem aankon en dat we misschien zelfs vriendjes zouden kunnen zijn, sloeg hij genadeloos toe.
Ik denk niet dat er veel niet praktiserende alcoholisten bestaan die het redden zonder een uitglijder nu en dan. Natuurlijk, er zijn van die bewonderenswaardige wilskrachtige reuzen, die na een kloek besluit, ooit genomen, geen druppel meer hebben gedronken, al tien jaar, of veertig. Alsof ze een knop hebben omgezet die niet meer teruggedraaid kán worden.
Maar de meesten zal het vergaan zoals het mij vergaat. Je geeft de overwonnen vijand weer een plaatsje in je leven, een klein, overzichtelijk plaatsje waar je hem goed in de gaten kunt houden. Met kerstmis mag je een glaasje, met een bijzonder etentje of als er iets te vieren valt. Het gaat goed, je slaagt met vlag en wimpel, en ergens in je geest wordt, zonder dat je het beseft, de weg vrij gemaakt voor een zegetocht van je opponent. Hij walst over je heen op een moment dat je niet op je qui vive bent.
Mij overkwam het afgelopen zondag. We waren moe teruggekeerd van een lange duinwandeling. Er was een feestje van kennissen in het dorp, mensen die ik niet goed ken, en die tot een heel andere levenssfeer behoren. Nog geen jaar geleden zou ik de avond hebben doorstaan met een glaasje fris, of me hebben geëxcuseerd. Maar nu dacht ik: kijk, als drank nou ergens goed voor is, dan is het daar voor – het sociale contact vergemakkelijken. Dus dit leek me een ideale gelegenheid om mijn abstinentie te doorbreken.
In het begin ging het nog goed. Ik stond met een glas koude witte wijn te praten met een man die veel had meegemaakt in zijn leven. Mijn oren stonden open, ik was me goed bewust van alles, van mezelf, van de situatie, van de mensen om me heen. Ik vond het een fijn gesprek – dat had ik toch maar mooi moeten missen als ik thuis was gebleven! En of ik het had kunnen voeren met een Fanta was maar zeer de vraag.
Maar ergens in de loop van het volgende uur veranderde er iets. Ik hoorde mezelf te druk oreren over belangrijke kwesties, waarbij ik nog wel vaststelde dat ik het moeilijker vond om te formuleren wat ik wilde zeggen dan ik gewend was. En op zeker moment liet ik me maar meedrijven met de stroom, maar niet op de manier die het boeddhisme propageert: mijn waakzaamheid was verdwenen, tegelijk met mijn zelfbewustzijn. Het feest loste op in een mist.
Over de dag daarna wil ik zwijgen. Ik lag te huiveren onder een dekentje. Mijn vriendin zei: wees nou niet ál te streng tegen jezelf. Je kunt het toch niet terugdraaien. Beschouw het als een leermoment en kijk vooruit.
En inderdaad heb ik ervan geleerd. Mijn vijand bestaat nog. Hij zal waarschijnlijk altijd blijven bestaan en ik moet hem goed in de gaten blijven houden. Het is niet leuk om zo te moeten leven, liever zou ik zonder vijanden door het leven gaan. In een ideale wereld zou dat moeten kunnen.
Maar een ideale wereld bestaat alleen in de illusie die wordt opgeroepen door die eerste paar roekeloos gedronken glazen wijn. Een illusie die vervolgens tot monsterlijke proporties wordt opgeblazen om wreed uit elkaar te spatten bij het ontwaken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
4 opmerkingen:
Heel veel sterkte!
Ik ben het volledig eens met het advies van je vriendin:
"Beschouw het als een leermoment en kijk vooruit."
Dank je! Gelukkig is de mens een gewoontedier. Na vier jaar is niet-drinken de gewoonte geworden, en ik ben na deze uitglijder dan ook weer routineus 'teruggevallen' in de droge staat. Maar het blijft oppassen. 'Hüte dich, sei wach und munter' zei Eichendorff al.
Mijn relatie met alcohol is: of alles, of niets.
Of ik giet mijzelf overvol, tot omvallen toe, of ik blijf er vanaf.
En dan heb ik het nadrukkelijk over (zwaar) bier, want dan zit ik snel vol en wordt het door blijven drinken vanzelf al minder aantrekkelijk. Ook omdat een volle maag en de vele calorieën bijdragen aan het lamlendige gevoel. (Beerenburg en andere gedestilleerde drank vind ik daarom gevaarlijk, omdat daar maar relatief weinig van nodig is.)
Dit betekent voor mij, dat ik mij soms kan overgeven aan overdreven zuipen, op een manier die al gauw erg vervelend wordt. Een gevoel van: nee, niet wéér.
Dat je op een feest zoveel hebt gedronken dat je er de volgende beroerd, katerig van bent, daarin zit meteen een leermoment, een straf.
En daarbij, een feest is niet de dagelijkse gang van zaken. Dus dat blijft wat ver van huis.
Kwalijker lijkt mij het gematigd drinken, het van tijd tot tijd drinken van een of twee glazen die stiekem naar meer smaken. Het kunnen er gauw drie worden. Dus zoals veel mensen dagelijks thuis drinken: bij het eten, bij de televisie, voor het slapen gaan. Zulks gaat op een sluipende manier. Als er dáár dan ook nog eens een feest bovenop komt, lijkt mij het einde al gauw zoek.
Wat betreft onrustige gedachten slik ik, wanneer de onrust mij te onverdragelijk wordt, wat anti-psychotica. (Seroquel, maar dan merkloos.) Bij voorkeur voor het slapen gaan, wat dan de volgende dag een beetje doorwerkt.
Die medicatie helpt mij om zelfs de meest drukke gedachten te doen verdwijnen in een vorm van desinteresse: ach, wat zal ik mij druk maken. Alsof bij mij op de "reset"-knop wordt gedrukt.
Op deze manier helpt die medicatie mij, om niet structureel naar drank (en/of blowerij) te verlangen. Voor mij een hele geruststelling om zoiets in mijn medicijnkastje te hebben staan.
Nu er ineens allerlei bekentenissen over alcoholgebruik over het voetlicht komen, wil ik er ook nog wel iets over zeggen. Op het gevaar af dat dit een alcoholpraatgroepje wordt. Temeer omdat Daniël iets aanroert waarmee ik ervaring heb en dat ik, u raadt het al, anders zie dan hij.
Al jaren drink ik bij het eten 's avonds één of twee glazen wijn. Vrijwel elke dag. In drie avonden gaat er een fles doorheen.
Ik ben dat vooral gaan doen omdat wijn bij het eten mij vaak beter smaakt dan wijn waar ik niets bij eet. En ook, hoewel dat in recente publicaties weer wordt ontkracht, vanwege het volksgeloof dat elke dag wat rode wijn drinken een mens voor allerlei enge ziektes zou behoeden. Om dezelfde reden eet ik ook regelmatig tomaten.
Later op de avond drink voornamelijk Rivella of thee, maar geen alcohol meer.
Ik het verleden was ik vooral een bierdrinker. Speciaalbieren, zoals Daniël. Dat doe ik veel minder dan in het verleden. Soms, in het weekend of op verjaardagen. Ook ben ik een groot whiskyliefhebber. Er staat hier altijd een fles single malt in de kast. Desondanks gaan er weken voorbij waarin ik er niet van drink. Dat gebeurt voornamelijk als T., die ik op mijn blog wel eens noem, langskomt.
Het komt zelden voor dat ik meer dan drie alcoholische versnaperingen (de zogenaamde kritische grens) op een avond nuttig.
De behoefte om dronken te worden ken ik niet. Van de gewoonte "To go and get pissed", zoals hier en daar in het Verenigd Koninkrijk routine is, heb ik nooit iets begrepen.
Dat ik mij uit mijn jeugd enkele afzichtelijke katers herinner, zal daar wel iets mee te maken hebben. Die prijs vind ik te hoog.
Ik heb wel andere makkes, zoals onmatigheid in het eten van chips en borrelnootjes.
Nou kun je over dat laatste lacherig doen en redeneren dat dit in vergelijking met een alcoholverslaving niks voorstelt, maar het is evengoed een vorm van compenseren, natuurlijk. Een ersatz voor iets anders, dat kennelijk gemist wordt.
Ik zeg dit ook even omdat ik mezelf niet wil neerzetten als een man die alles keurig onder controle heeft.
Geen koe zo bont of er is wel een vlekje aan..
Wel weer vrij veel tekst (sorry, Rookzanger), maar ik had even de behoefte om aan te geven dat er drinkers van allerlei soorten en maten zijn. En dat een 'sustainable' omgang met alcohol mogelijk is.
Anderzijds heb ik wel altijd begrepen dat wie eenmaal een serieuze alcoholverslaving heeft overwonnen, veroordeeld is tot een leven lang niet meer drinken. Die matige en duurzame omgang met alcohol is een onmogelijkheid geworden.
Ik vond de gedachte van Rookzanger "dat het wel weer kon" dan ook een beetje naief. Denkt men daar bij de Jellinek-kliniek ook zo over?
Een reactie posten