zondag 16 november 2014

HERFSTMAAN


2.

In de metro betreurde hij het dat hij zich niet omgekleed had. Niets onderscheidde hem van de mannen die hij om zich heen zag. Hun confectiepakken en rustige overhemden waren het uniform van de loondienst, hun aktetassen en blackberries hun wapenrusting. Sommigen hadden net als hij hun vroege kaalheid verdoezeld door de tondeuse in hun resterende haar te zetten. Een enkele jongere onder hen had een baard. Toen gezichtsbeharing onlangs weer in de mode was gekomen was het ook bij Fons gaan kriebelen. De baard die in de vakantie tevoorschijn kwam bleek van een grijsdoorschoten rood te zijn. Hij zag er plotseling uit als een zeerover. Zijn vrouw vond het eerst wel charmant maar trok al gauw een vies gezicht als ze hem kuste. Alleen zijn oudere broer, die een artistiek beroep had, was enthousiast. Op de dag voordat hij weer naar kantoor ging was de piratenbaard gesneuveld. Nu wilde hij dat hij moediger was geweest.
Hij stapte uit op het Centraal Station en liep zonder doel de stad in. De zon brak door de nevelige wolken heen, het was bijna windstil. Om de stroom toeristen op het Damrak te ontvluchten nam hij een zijstraatje dat hem in het oudste deel van de stad bracht. Op de Wallen was op dit uur nog niet veel te zien. Bij een boekenstalletje in de Oudemanhuispoort kocht hij een boek van Jack Vance. Vroeger was hij een groot sciencefictionliefhebber geweest. Die tijd was allang voorbij maar af en toe verlangde hij terug naar de dromen die door die lectuur waren opgeroepen. Hij schoof het boek in zijn zak met het prettige gevoel dat hij nu gezelschap had als hij zich alleen zou voelen en weg kon vluchten in de fantastische werelden van de Amerikaanse SF-auteur als het hem hier ging vervelen. Hij stak het Rokin over en kwam op het Spui. Daar vermeed hij de donkere hang-outs van de grootsteedse alcoholisten en ging een café binnen dat er prettig ruim en licht uitzag. Hij bestelde een cappuccino en ging aan de leestafel zitten.

Net toen hij een lepeltje melkschuim naar zijn mond bracht hoorde hij naast zich een stem.
‘Pardon, is die krant van u?’
Een lage nasale stem die hoorde bij een grote vlezige man. Hij had een iets te krap corduroy-jasje aan. Een klein staartje achterop een kalend hoofd, duivelse wenkbrauwen, een gemillimeterde baard, een scherpe neus.
‘Nee, gaat uw gang.’
De man reikte voor hem langs en pakte de Trouw. ‘Dank u,’ zei hij. ‘Al weet ik niet of u me hiermee een dienst bewijst. Het merendeel van wat ik hierin zal aantreffen zal blijken hetzij slecht geïnformeerd, hetzij gelogen te zijn. Maar we zullen zien!’
Hij boog zich over het dagblad, vouwde het open en was al gauw verdiept in wat hij daar las.

Wordt vervolgd....

[Voor het voorafgaande zie Herfstmaan 1]

Geen opmerkingen: