vrijdag 2 mei 2025

Het misverstand Frost


Volgens Robert Lee Frost (1874-1963) was moderne poëzie, dat wil zeggen poëzie zonder een door metrum en/of rijm gedefinieerde structuur, zoiets als tennis spelen zonder net. Hij onderwierp zich dan ook gewillig aan de wetten van de traditionele vorm, omdat hij zich dan volledig op de inhoud kon concentreren - de vorm stond immers al vast, daar hoefde hij geen gedachte meer aan te wijden - een duidelijk kader waarbinnen hij vrij spel had.
En zo komen we meteen al aan de crux van de dichtkunst van Frost én van de wisselende waardering die zijn poëzie tijdens zijn leven en na zijn dood ten deel viel. 
Frost dichtte begrijpelijke poëzie in mooie maar eenvoudige taal. Als een van zijn grootste verdiensten wordt gezien, dat hij de prosodie van de spreektaal van New-England in zijn verzen ving. Geen gezwollen frases, geen dikke woorden. Gewone mensentaal in een herkenbare literaire, in wezen negentiende-eeuwse vorm. De bruggenbouwer tussen twee eeuwen. En geen elitaire modernist, o nee! Iedereen kon het snappen. Voeg daarbij dat zijn onderwerp het landleven was, dat zijn poëzie dus eigenlijk een soort natuurpoëzie is, en je hebt alle redenen bij elkaar om zijn langdurige populariteit te verklaren.
En tevens alle redenen om te verklaren waarom deze man, voormalig poet laureate, die maar liefst vier keer de Pulitzer Prize won, in de jaren zeventig in diskrediet begon te raken. Na zijn dood werd hij beschouwd als een folky, een aaibare verzensmid, een soort literaire Rien Poortvliet. Iedereen kende zijn bekendste gedichten - maar wie las hem nou nog, die doorgeschoten negentiende-eeuwer?
Er kwam ook andere kritiek. Een beroemd gedicht als The Gift Outright ("Het onvoorwaardelijke geschenk") dat hij bij de inauguratie van John F. Kennedy had voorgedragen (eigenlijk zou hij een lang, speciaal voor de gelegenheid geschreven gedicht voorlezen, maar de zon schitterde in zijn oude ogen, dus legde hij zijn blaadjes opzij en droeg uit zijn hoofd een oudje voor) was bepaald niet woke

Het land was van ons voordat wij van haar waren.
Het was ons land voor meer dan honderd jaar
Voordat wij haar bewoonden. 

Tijdens zijn leven was dat gedicht een uiting van een welkom patriottisme. En Frost wist waarover hij sprak want zijn voorvader Nicholas Frost uit Tiverton, Devon, kwam in 1634 op de Wolfrana aanzeilen. Hij kon zich identificeren met de eerste kolonialisten, waarop het continent Amerika blijkbaar maagdelijk lag te wachten. Native Americans? Die telden in 1963 nog niet, die bevolkten de cowboyfilms en dienden slechts om de heldhaftigheid van de blanke veroveraars kracht bij te zetten door hun moedige verzet. 

Zo is Frost omgeven door misverstanden. Ouderwets toen hij begon, geliefd door zijn verstaanbaarheid en zijn Amerikaanse thematiek van rurale alledaagsheid, ouderwets en achterhaald na zijn dood, en langzamerhand opnieuw gewaardeerd: want die verstaanbaarheid had het zicht ontnomen op de inhoud van zijn gedichten en die blijkt heel wat meer te behelzen dan mooie plaatjes van het landleven in New Hampshire met zijn goud-rode herfstwouden.
Sterker nog: de natuur is, net als de traditionele versvorm, voor Frost een vehikel voor zijn filosofische inborst. Zonder te nadrukkelijk gebruik te maken van metaforen (al zijn die wel talrijk, zie zijn misschien wel bekendste gedicht The Road Not Taken) vat hij levenslessen samen in verzen. Levenslessen die zelden moralistisch zijn en zelden eenduidig maar vaker blijk geven van twijfel en nuance. Er rest iets na de lezing van Frost, een knagend gevoel: heb ik iets gemist, zag ik iets over het hoofd? Een vage suggestie van ironie die de wijze romantiek onderuit lijkt te willen halen maar zich net op tijd inhoudt.
Er ligt een substraat van duisternis onder dit gelukkige paradijsje van de New Englandse boerderij, de seizoenen met hun hete zomers en besneeuwde winters, de golvende heuvels, de ongerepte bossen. Frost straalt een benijdenswaardige eenvoud uit in zijn altijd wat laconieke lyriek maar die was bevochten op vele demonen. Zijn persoonlijk leven werd getekend door verlies: vader en moeder stierven jong, zijn vrouw overleed in 1938 aan kanker, van zijn zes kinderen overleefden slechts twee hun vader. En die vader leed net als zijn Schotse moeder Isabelle Moodie (...) en zijn zuster aan endogene depressie. Als je zijn levensverhaal leest krijg je onwillekeurig bewondering voor de man die zo geplaagd werd door ongeluk en toch zo positief in het leven bleef staan.

Robert Frost moet een vechter zijn geweest. De man die vier boerderijen bezat en enkele huizen her en der, stadions vulde bij zijn voordrachten, die zonder twijfel de meest populaire Amerikaanse dichter van zijn tijd was, debuteerde pas op 39-jarige leeftijd met zijn eerste bundel. Daarvoor had hij wel een enkel gedicht in een tijdschrift gepubliceerd. 
Hij leidde een tastend, rommelig leven van half-voltooide opleidingen en vele baantjes. Zijn welgestelde opa van vaderskant was teleurgesteld in zijn kleinzoon maar kocht in 1899 een boerderij voor hem. Daar probeerde hij negen jaar lang de boer te worden die hij alleen literair was. 's Nachts of in de prille ochtenduren dichtte hij. Nadat hij er de brui aan had gegeven besloot hij in 1912 naar het Engeland van zijn voorvaderen te reizen. Ook daar zocht hij, in Gloucestershire, het boerenbedrijf op. Maar het voorbeeld van zijn buurman, de dichter Wilfrid Wilson Gibson (1878-1962), deed bij hem (op een avond, peinzend kijkend in het haardvuur) het inzicht ontstaan: al die gedichten, moeten die niet eens gebundeld worden tot een boekje?

Zo ontstond A Boy's Will, en zo kwam het dat hij zijn eerste twee bundels uitgaf in Engeland, en bij terugkeer in Amerika, in 1915, een beroemd man bleek te zijn geworden.


Vuurvliegjes in de tuin


Daar rijzen echte sterren aan de hemelboog,
En hier op aard een zwerm, gelijk zo op het oog,
Die men dan, ook al stijgt hij lang niet even hoog
(Want echte sterren zijn het niet tot hun verdriet),
Toch soms heel even voor een sterrenwolk aanziet.
Alleen, dat spreekt, zijn rol volhouden kan hij niet.

Fireflies in the Garden


Here come real stars to fill the upper skies,
And here on earth come emulating flies
That, though they never equal stars in size
(And they were never really stars at heart),
Achieve at times a very starlike start.
Only, of course, they can't sustain the part.



zaterdag 26 april 2025

Requiem voor een reeks

Na negentien succesvolle seizoenen
Zeg ik een ouwe, lauwe vriend vaarwel.
Het was niet meer dan televisiespel,
Maar wel één dat gezien werd door miljoenen.

Mij slijt je heus geen knollen voor citroenen,
Al denkt de AvroTros misschien van wel;
De makers willen liefst geen kijkersrel
Maar kunnen wat verrot is niet vergroenen.

Het kortwieken van Eva's meisjeslokken
Wierp op de gang van zaken een nieuw licht.
Ze kon in Wolfs gezicht alleen nog mokken.

De serie is voor hun conflict gezwicht,
Hun vrolijk samenspelen stierf in wrokken.
Dit was het einde van Flikken Maastricht.

In memoriam Floris Wolfs


vrijdag 25 april 2025

Twee zeer korte verhalen

Terrasconsult

Het was er eigenlijk geen weer voor. Maar het terras aan het Olympiaplein bleek een overkapping van aaneengesloten parasols te bezitten die de gestaag vallende motregen tegenhield. Naarmate het middaguur in de avond overvloeide gingen de terrasverwarmers aan. Mijn neef had hier ooit eens iemand het leven gered door snel in te grijpen bij een hartstilstand. Een arts is een arts en mensen zijn tenslotte ook dieren. Sindsdien werd hij hier met eerbied bejegend. Dat de ober onze glazen on-Amsterdams vol schonk had daar misschien iets mee te maken. Na enige rosé's werd mijn neef aan de telefoon geroepen. Hij moest raad geven inzake een puppie dat niet wilde drinken. Ik hoorde hoe zijn stem van het ene op het andere moment een geconcentreerde, professionele klank kreeg. De sonde waar de spoedkliniek op inzette keurde hij af bij zo'n miezerig klein beestje. Het hondje werd door de eigenaar naar de praktijk gebracht en assistente E. haalde het op. Het mocht die nacht bij haar blijven slapen. Even later zat ze het geduldig met een pipetje te voeren terwijl we de laatste bitterballen wegwerkten.

De advocaatkleurige auto

Met de autoperikelen was het nog niet gedaan. Wegsleper Thomas had het ons anders voorgespiegeld maar we moesten toch helemaal naar Apeldoorn om de leenauto terug te brengen en het vrijwaringsbewijs voor de ontzielde muisgrijze Berlingo te tekenen. Daar deden ze moeilijk. We hadden de Mini schoon moeten inleveren. Ze zoeken het maar uit met dat rottige beetje stof, zei ik geprikkeld. Geen tijd voor een wasstraat. We moesten terug naar Amsterdam voor de koorrepetitie. 
Mijn vriendin bleef slapen en de volgende morgen reden we naar Rijsenburg om na een proefritje de door haar uitgezochte Renault bestelwagen met de kleur van advocaat te kopen. Maar dat ging zomaar niet. Hij moest eerst nog langs de APK. Jammer. De volgende dag dan. Mijn vriendin ging met mijn auto naar huis, regelde het overmaken van het geld en het omzetten van de verzekering. Ik liep naar die afspraak met mijn neef. Vandaag pikte ze me op en gingen we terug naar de dealer. De zon was doorgebroken en alles was vlot afgehandeld. Maar toen hoorde ze bij het wegrijden een raar geluid. De verkoper was het met haar eens: dat was er vóór die APK-keuring niet geweest. 
Onverrichterzake reden we terug naar Amsterdam, dat zich al mooi maakte voor Koningsdag. Mijn vriendin leende mijn Ford nog een keer om naar de polder te gaan waar ze van alles moest doen.
Zojuist was er een telefoontje: de garage kon de oorzaak van het geratel zo gauw niet traceren. Maar kwaad kan het niet, zeiden ze. Morgenochtend kunnen we de eierdooiergele Kangoo ophalen. Volgende week vrijdag is er tijd ingepland voor een uitgebreid onderzoek. Mijn vriendin krijgt dan een leenauto mee.


PS: Ik hoor net dat het pupje het heeft gehaald. Heeft de nacht op het hoofd van E. doorgebracht en kreeg elk uur speciale melk. Nu is het aan de baasjes.


maandag 21 april 2025

MIMOSA




De namiddag is stil en grijs, vochtig. Er zingt een merel. Ik weet niets beters te doen dan wat schrijven over de afgelopen dagen. Schrijven tegen de blues die op de loer ligt. Ik vraag me af wat me ertoe gebracht heeft ons jaarlijkse paasuitje op zaterdag en zondag te plannen. Alle andere jaren gingen we Eerste Paasdag op pad, vulden Tweede met toerisme, en reisden dinsdag terug. Nu zit ik hier thuis, weer alleen, in die stille, grijze en een beetje vochtige namiddag.  

We waren allebei een beetje ziek. De thermometer wees 37.7 aan of liever gezegd 99.86, want mijn vriendin had te lang op een knopje gedrukt waardoor Celsius veranderd was in Fahrenheit. Gelukkig converteerde de telefoon probleemloos. Maar ziekig zijn in Hotel Bakker is beter dan ziekig zijn thuis, zeiden we. Het was mooi weer, we zaten op het ruime terras met uitzicht op de vijver waarin een eerste kikker plonsde en daarachter ons appartement. We zijn ons bewust van het oude-mensen-risico te veel op safe te willen spelen en proberen een balans te zoeken tussen nieuwe reisdoelen en oude favorieten. Dit jaar mochten we van onszelf in herhaling vervallen. Dus het werd Vorden, Hotel Bakker, met alles erop en eraan, vertrouwd en geliefd, hoewel er kleine verschuivingen waren: het bakkertje naar huiselijk recept waarmee ik de maaltijd afrondde was vorige keer nog vooroorlogs geprijsd geweest, onder de drie euro. Nu was het ijskoud geserveerde sinaasappelbittertje qua prijs genormaliseerd tot een kleine vier euro. Nog niet duur, maar tekenend voor de tijd: zelfs dit instituut van Gelderse gastvrijheid moet meedoen in de prijsstijging die de horeca steeds minder laagdrempelig maakt.
De kamer lokte. Ik wilde mijn roman van Vestdijk uitlezen. Dat lukte net niet. Mijn vriendin wilde een programma op tv zien maar kon de afstandsbediening nergens vinden. De volgende morgen bleek die onder het bed te liggen.

Na het weelderige ontbijt zaten we een tijdje in de grazige tuin die aan onze kamer grensde. Daarna wandelden we lang en prachtig over en rond landgoed De Wiersse. Ach, wat lagen de landerijen er sappig geel en roze bij, nooit eerder zagen we zoveel pinksterbloemen in bloei.
Lunch bij Bosloods 1873, naast Kasteel Vorden, ook een herhalingsoefening, net als de Bronckhorst Brewery in Rha. Brouwer Steve Gammage (een van zijn bieren heet Brain Gammage) herkende ons niet hoewel we er toch al vaak geweest zijn en mijn vriendin opvallend rood haar heeft.
Het Wapen van Baak had een volgende trip down Memory Lane moeten worden maar dat pakte anders uit. Nieuwe eigenaars, nieuwe uitstraling, nieuwe naam: Nostalgie, heet het restaurant nu, hoewel gelukkig "Het Wapen van Baak" niet van de gevel is verwijderd. Maar sommige veranderingen zijn ten goede. De kokende familie, aangevuurd door de negentienjarige kleindochter, net afgestudeerd aan de koksschool, verzorgde een vijf gangen Paasdiner dat superieur van kwaliteit was. Alles (behalve het pistachiopassion toetje) bereid met asperges. Oma had het tussengerecht gemaakt, de soep. Hotel Bakker kookt ook lekker, maar dat is puur professioneel, hier kwam liefde om de hoek kijken, en dat is toch net een slag beter. Bijzondere ervaring, vooral de vitello asparago met een hint van forel. Petje af, dames!

Daarna keerde het lot ons zijn andere wang, zijn mismaakte en duistere, toe. Het paasvuur in Baak begon vrolijk genoeg. Nog nagenietend van het asperge-feest warmden we ons aan de heidense vlammen. Kinderen speelden in de wei. Nog voor het donker werd gingen we weg, verlangend naar bed en boek, het was een lange dag geweest.

Wat volgde vat ik maar kort samen, ik wil dit 't liefst zo snel mogelijk vergeten.

Auto, die al raar had gerateld, startte niet. Telefoon was leeg. Teruggelopen naar het paasvuur, aan een van de vrijwilligers van de organisatie om hulp gevraagd. Kim was lief. Ze belde de ANWB voor ons. Ondertussen telefoon beetje opladen bij de bar. Ik dronk vieze wijn uit plastic om mijzelf op te laden voor wat komen ging. Terug naar de auto. Na uur of anderhalf kwam ANWB en vonniste: EINDE VERHAAL. Distributieriem kapot. Er zou een wegsleepdienst komen met een vervangende auto. Duurde ook uur, anderhalf uur. Het was begonnen te regenen. Ik ging in de wachtstand, een soort meditatieve stasis die ik van mijn katten heb afgekeken, hoofd leeg, ogen half geloken, tegemoetkomende koplampen inschattend op hulpdienstgehalte. Uiteindelijk, na middernacht, kwam Thomas. Vrolijke jongen. Mijn vriendin kreeg les in haar eerste automaat.
Half twee terug in Bakker. Twee schielijke tandenpoetsbekers pinot noir. Coma.

Volgende morgen extra veel ei met spek gegeten en me zelfs een "Mimosa" laten inschenken door de dienster. Volgend jaar maar weer iets nieuws verzinnen.




vrijdag 18 april 2025

GEDAAN

 

Het is gedaan. Ik heb 313 pagina's gevuld met van alles en nog wat over astrologie. De zaterdagen en zondagen mochten op één pagina. Vanochtend heb ik het Excel-bestand met een druk op de verzendtoets overgeheveld naar de redactie, op het laatst nog even bang dat ik tijdens de uiteindelijke correctie, ongeduldig en vermoeid van het turen, op een verkeerd knopje zou drukken, alles zou wissen, en een week voor de deadline opnieuw zou moeten beginnen. Zulke angsten heeft de broodschrijver in het digitale tijdperk. Geen reserve op papier, alles wel regelmatig geback-upt en in de cloud veiliggesteld maar je weet maar nooit.
Ik heb, net als iedere schrijver, weleens pijnlijke verliezen geleden. Een dag werk verloren door een slordigheidje. Erger dan Prokofjev die het complete en enige manuscript van zijn Tweede Pianoconcert in de trein liet liggen kan het niet worden. Of was dat Rachmaninov met zijn Tweede Symfonie? Stravinsky, Sjostakovitsj? Wie het weet mag het zeggen, op Google kan ik het zo snel niet vinden, in elk geval een Rus. Wat ik wél weet: een beetje componist kent zijn compositie uit zijn hoofd. Er is lang over gebroed. Alles opnieuw noteren is een verschrikkelijke klus, maar je weet waar je aan begint en waar het heen moet. Het gedetailleerd uitgewerkte concept in je hoofd moet nog een keer genoteerd worden - de tweede keer gaat dat overigens makkelijker dan de eerste. Hetzelfde geldt voor literatuur, mutatis mutandis.
Maar 313 tamelijk onbeduidende, soms routineus, soms moeizaam bijeengescharrelde weetjes, quotes, feitjes, fragmenten en faits divers opnieuw bedenken en opzoeken - dat lijkt me een ramp. Ik denk dat ik het dan liever zou opgeven en contractbreuk onder ogen zou zien.
Ik ben opgelucht dat dit gedaan is. Ik heb niets met astrologie, niet meer tenminste dan de gemiddelde mens, en had de klus nogal overmoedig aangenomen. Ik ben wat wijzer geworden hier en daar, maar niet veel. Het blijft een mysterieus gebied, dat van de sterrenwichelaars. Ik verwacht ook niet dat de opgedane kennis lang bij me zal blijven. Nu weet ik nog van alles over Keltische, Azteekse en Babylonische systemen van astrologie te spuien en kan ik menig geestig citaat tevoorschijn toveren uit mijn kortetermijngeheugen. Maar als u me over een paar weken op een feestje vraagt, in de hoop dat ik de aanwezige astrologen onder uw vrienden kan entertainen, dan zal ik u waarschijnlijk bitter teleurstellen met mijn gehakkel.

Om het feit te vieren dat ik nu mijn overwerkte pols rust kan geven en de brace een tijdje af kan laten had ik bedacht deze Goede Vrijdag, na een week van soberheid en onthouding, een fijne wijn te drinken. Maar bij de Albert Heijn was ik dat voornemen vergeten en ik proost u nu toe met een eenvoudige Riesling. Morgen ga ik naar de Achterhoek voor een Paasuitje. Naar een hotel waar ik me als een Vis in het water voel. Dat plaatje hierboven, maker onbekend, had ik opgeslagen tijdens het werk aan Astrologie 2026. Ter inspiratie. Ik wist al een paar dagen dat het boven dit blog zou komen te staan. Pijproken doe ik helaas niet meer. 


zaterdag 12 april 2025

KATTENPRAAT




Ik kreeg vele meelevende, sympathieke reacties op mijn
vorige post. Ik word vooral gelezen door kattenmensen, dat zal duidelijk zijn. Speciaal voor hen deze kleine update.

Alles ging, zoals ik schreef, goed. Tot vandaag. Snuitje was niet van de bak weg te slaan. Ik zag eenmaal een heel klein plasje verschijnen maar meestal bleef het droog daar beneden. Voorts miauwde hij erg luid en veel, was ongedurig en schichtig. Ik was er niet gerust op, en met het weekend in het vooruitzicht besloot ik meteen de betrouwbare praktijk van mijn volle neef te bellen voor er weer een peperdure en kwalitatief onduidelijke spoedkliniek moest worden ingeschakeld. 
Een uur later liet ik Snuit daar achter. Ditmaal liet hij zich iets minder makkelijk in de kooi vangen. Hij voelde nattigheid. De assistente ontving me. Neef was er nog niet, fikse file op de A1.
Toen ik hem telefonisch sprak na afloop van zijn dienst vertelde hij dat hij geen blokkade had kunnen vaststellen. Hij had de blaas probleemloos kunnen leegdrukken. (Ik huiverde even.) Die blaasontsteking, zei hij, was pittig en zorgde voor voortdurende irritatie. En ik moest niet vergeten dat katten het dan gewoon ook prettig vinden zoveel mogelijk op die bak te zitten, want het brandt daarbinnen, en een beetje pies, al is het maar een druppel, verkoelt, verzacht de  pijn. Zo had ik het nog nooit bekeken. Ik mocht Snuit aan het eind van de middag halen.
Tegen half zes stond ik voor de kliniek. Neef H. kwam energiek aanbenen. Hij nodigde me mee naar binnen en naar boven. Daar zat Snuit in een ruime kooi, eten en drinken bij de poot. Er was een urine-kweekje gemaakt. Voorlopig niet te veel zorgen, zei H., en hij gaf Snuit een injectie antibiotica die 3 x 24 uur werkte. Op de valreep, voor hij een terrasje ging bezoeken, praatten we nog even over muziek. Later meer, later gingen we alsnog die wereldhit schrijven waarover we al decennialang broeden. Nu eerst de verloren zoon thuisbrengen.
Snuf gaf geen sjoege toen ik zijn broer losliet. Geen grommen en blazen zoals dinsdag. Blijkbaar herkende hij de geur van deze kliniek. Een familiegeur.


vrijdag 11 april 2025

BLOKKADE


Zondag stortte ik me geheel tegen mijn bedoeling in een jamsessie. In The Irish Cottage, te Oude Niedorp. Ik zong (niet al te tekstvast) en speelde onder meer banjo, wat ik niet kan. Maandag besloot ik geen spijt te hebben want ik had plezier beleefd aan mijn door Guinness ingefluisterde escapade. Maar toch verliep de dag stroef. Ik deed boete met een sober geleide koorrepetitie en ging naar bed met uitzicht op een rustige dinsdag.
Maar dat pakte anders uit.

Snuitje had een tijdje terug al blaasontsteking gehad. Dat was toen met een paar dagen bekeken. Dit keer was het duidelijk erger. Hij ging wijdbeens gehurkt op de bak zitten, stak de staart naar achteren en wachtte. Minutenlang. Er kwam niets.
In de loop van de middag bezocht hij de kattenbak steeds vaker, met net zo weinig resultaat. Ik verbeet een enorme tegenzin in wat komen moest en overlegde telefonisch met mijn dochter. We dachten aan Dikkie voor wie een blokkade zijn einde had ingeluid en hakten de knoop door. Mijn neef de dierenarts had de deur zojuist gesloten, maar er mocht geen uitstel zijn. Mijn dochter belde de spoedkliniek. Ik zou Snuitje vangen en erheen brengen, zij zou zich losrukken uit een gezellige avond bij haar zus en me gezelschap komen houden. 
In de auto was Snuitje opvallend stil, anders dan zijn broer Snuf die bij zo'n ritje altijd erg vocaal is. Ik had geen moeite de dame te verstaan die de route voorlas op Google Maps. 

Des te meer moeite had ik om haar aanwijzingen te begrijpen toen ik het Westelijk Havengebied in reed. Ik ben daar al vaker verdwaald. De infrastructuur is er verwarrend, afslagen en rijstroken gaan alle kanten op, je kunt nergens stoppen. Toen de dame van Maps en ik een rondedans aan het doen waren - zij herhaalde instructies die ik niet meer kon opvolgen, geen idee waar ik was - raakte ik in een lichte paniek. Net op dat moment belde mijn dochter. Ik parkeerde bij een bedrijventerrein ergens aan een kanaal en zei: 'Help, ik ben verdwaald - en mijn benzine is bijna op.'
Mijn dochter begon me rustig te gidsen, haar telefoon in de hand. Ik hoorde op de achtergrond mijn oudste dochter tegengestelde suggesties doen, een ander programma zeker. We snoerden haar de mond. Eén kapitein op het schip alsjeblieft! 
Zo stond ik opeens, uit het niets, voor de kliniek. En er tegenover was, door een ingreep van hogere machten, een onbemand tankstation. 
Ik nam de stille, loodzware mand mee naar binnen, vulde een formulier in en ging zitten wachten in een plastic kuipstoeltje. Even later verscheen mijn dochter met vers blauwgeverfd haar. Haar verven, bier drinken en een serie kijken, dat was de bedoeling geweest. 
Een aardige jonge assistente kwam Snuitjes blaas bevoelen. Afhankelijk van hoe urgent het was zou de behandeling snel of trager zijn. Een mandarijntje, constateerde ze. Snuitje ging mee maar het kon wel even duren.

We zaten te wachten. Een uur, twee uur. Steeds meer spoedgevallen kwamen binnen. Een meisje met een wippende paardenstaart stormde door de glazen deuren met drie vrienden en een miniatuurhondje. Ze oreerde luid en maakte dramatische gebaren. De kliniek werd een filmset. Zeker een influencer of een soapsterretje. Met haar Ik ken mijn hondje toch zeker het best?! kreeg ze gedaan dat het witte diertje met voorrang werd behandeld. Een ouder echtpaar, stil, wat sjofel, wachtte geduldig tot ze eindelijk hun kat Tommie mee naar huis kregen. Tommie was met spoed geopereerd. Lijdzaam pinden ze 1750 euro.
En daar waren opeens mijn onderburen met hun oude hond. Bizar toeval!
Juist op dat moment kwam de dierenarts van dienst (slangentattoo op haar arm) vertellen wat ze hadden gevonden. Inderdaad, een blokkade. Snuitje was gekatheteriseerd, de verstopping was opgeheven, nu moesten we het urineonderzoek nog even afwachten. We zonken weer in de kuipstoeltjes.
Middernacht naderde. Net toen ik toch maar eens wilde gaan vragen hoelang het, bij benadering, nog kon duren kwam de assistente met de kooi en de uitslag. Blaasgruis, mogelijk een bacteriële ontsteking. We kregen een buisje pijnstillers mee. Ik betaalde wat ik recent met een concert verdiend had en we gingen huiswaarts. Daar werd Snuitje met gegrom en geblaas ontvangen door zijn broer, die hem niet meer herkende. Kort van memorie, katten, en ze gaan meer op geur af dan op iets anders. 

Gelukkig sleet de vijandige geur van anesthesie en kliniek in een dag of twee en nu zijn het weer de beste vriendjes. Waarvan er één nog steeds erg nodig moet piesen, maar gelukkig gaat hem dat weer goed af.