Ik was vroeg bij het statige negentiende-eeuwse pand waarin de uitgeverij gehuisvest is en dwaalde nog wat langs de nevelige grachten. De avond viel. Mooie buurt, daar tussen Frederiksplein en Weteringschans. De schoonheid van het historische centrum zonder de toeristische vervuiling.
Toen ik er aarzelend opnieuw voorbij wilde gaan zag ik een bekende gestalte, gehuld in mosgroen tweed. Geraard, uit Brussel. We begroetten elkaar hartelijk en probeerden te bepalen wanneer onze vorige ontmoeting was geweest. 2016... echt waar? De begintijd naderde. Andere bekenden voegden zich bij ons. Aurora en haar vriend Marnix. Cato de Lange, voormalig secretaris van de Vrienden van de Auteur. Jaap Schipper, de sympathieke uitgever van onder veel meer mijn jongste boekje.
Binnen werd de laatste hand gelegd aan de presentatie. Flessen en glazen werden opgepoetst en opgesteld, chips in schaaltjes uitgegoten, boeken aantrekkelijk neergelegd.
Na een welkomstwoord van de directeur nam Geerten op diens verzoek het woord. Hij causeerde onderhoudend en zoals altijd welbespraakt. Wel wat lang, zoals hijzelf verrast vaststelde na een blik op zijn horloge, om daarna behendig af te ronden - maar de usual suspects hadden zich dicht bij de bar opgesteld zodat we nu en dan een verfrissing konden nemen. Later zou hij me mailen dat er maar weinig belangstelling was geweest voor de presentatie. Om vervolgens een opsomming te geven van schrijvers en andere literaten die mij, marginaal schrijvertje, jaloers zou maken.
Thuisgekomen schraapte ik de herfstbladeren van mijn schoenen.
Ik begon meteen te lezen. Eerst natuurlijk het register. Kwam ik erin voor? Ja. Op pagina 613 werd ik voorgesteld aan de lezer. Ik bloosde van genoegen.
De week erna moest ik me bedwingen om niet steeds door te lezen. Ik ging met lichte hoofdpijn naar bed en sliep slecht. Overdosis letters. Niets zo verslavend als een brievenboek, zeker niet als het zo mooi geïllustreerd is en zo verhelderend aan elkaar geschreven is met soms onverwacht eerlijke verbindende teksten als Geerten heeft gedaan.
We hebben lang moeten wachten op een nieuw boek van Geerten Jan Maria Meijsing ('Tibi reverendo, humillimus ego') maar het was het wachten waard. Een heerlijk boek, een boek om in te wonen, 648 bladzijden lang.
***
Een man fietste op mijn bankje toe. Ik kende hem van gezicht. Hij droeg een grote camera om zijn nek. Hij stapte af en wees naar het ooievaarswiel aan de overkant van het water. 'Hij is er niet vandaag?' We wisselden wat van gedachten over de vogeltrek en de honkvaste populatie van het park. 'Ik heb een boek gemaakt over het park,' zei hij. 'Mag ik even naast je komen zitten?'
Het was maandagmorgen maar ik schikte me in mijn lot. Even later bewonderde ik een paar foto's van de baltsende en nestelende ooievaars, afgelopen voorjaar genomen. Het boek was net uit. Ik voelde hem aankomen. Het boek was te koop. Bij Scheltema of Atheneum kostte het al gauw 40 euro maar bij de maker kon ik het rechtstreeks voor 30 krijgen, gesigneerd en wel.
Ik dacht aan mijn eigen handeltje en was al gauw om. Bovendien leek het me een mooi boek. Vondelpark - Seasons heette het. De vier jaargetijden van ons stadspark. Over de foto's had hij tien jaar gedaan. De Engelse tekst was van een bekende journalist. 'Je moet het niet in de kast wegzetten. Het is een, hoe heet dat, een koffietafelboek. Af en toe even lekker bladeren als je in de groove bent.' Zijn accent was lekker rauw Amsterdams, mijn kop eraf als hij niet uit West kwam.
Ik had geen cash bij me. Maar ik kon het ter plekke overmaken. Hij voelde in zijn zakken. 'Ik ben mijn telefoon vergeten. En ik heb ook geen pen om te signeren. Als je nog effe tijd hebt? Dan fiets ik naar huis. Ik woon bij de Overtoom. Een kwartiertje.' Hij legde het boek demonstratief naast me op de bank en fietste weg.
Nog geen kwartier later was hij terug. Hij schreef een zwierige opdracht in het boek, met een bic-pen. Ik maakte drie tientjes over, naar een rekening die niet de zijne was. 'Ik moet een beetje uitkijken, snap je?'
Ik stak het koffietafelboek onder mijn jas want het was begonnen te regenen, zachtjes. Ik stond op en we namen afscheid. De mazzel! zei hij met twee s'en. Ik kaatste dat werktuiglijk terug en voelde me vijftig jaar jonger.
Thuis googelde ik de fotograaf. Hij was taxichauffeur geweest. Had een gevoeligheid voor psychoses. Een man met een randje, dat had ik meteen al gezien. Had mooie exposities gehad in De Balie onder meer. En ja, hij kwam uit Slotermeer, net als ik. Ik complimenteerde mezelf met mijn goede oor en bladerde nog eens lekker door Autumn. Ik stond er niet in, maar het had zomaar gekund.