Om de verjaardag van mijn vriendin te vieren hadden we een kamer in Leiden geboekt.
Ik heb vaak in Leiden opgetreden maar kende het toch slecht. Als je ergens iets moet doen waarvoor je nerveus bent kijk je niet zo goed om je heen.
We lieten de auto net buiten het historische centrum achter in een parkeergarage. Al snel na onze binnenkomst door de Morspoort viel ons op hoe kleinschalig alles hier is. Grote naam, kleine stad. Ik had me voorbereid op een eindje lopen maar we waren in luttele minuten bij ons hotel aan de Beestenmarkt.
Hier leek Leiden een beetje op een kleiner zusje van mijn geboortestad, met dat grauwe water, die Aziatische eethuizen, die rondvaartboten. Een rustig zusje dan wel. Maar toen we op zoek gingen naar het Stadsbrouwhuis voor hipsterbier en bitterballen en een fijne bistro bij de Pieterskerk voor het culinaire vervolg, en we de eilanden doorkruisten die gescheiden worden door Oude en Nieuwe Rijn en het voormalige veenriviertje Mare, moesten we aan Delft denken en aan Dordrecht, maar niet aan Amsterdam. Alles was hier zowel intiemer als monumentaler, beter opgeknapt, minder verloederd, minder verdronken in voortdurende verbouwing, kalmer, beschaafder. Levendig toch, en zeker niet museaal. Maar niet vertrapt door eindeloze hordes toeristen. Een plaats om in te wonen. Geen stenen object om geld aan te verdienen.
We dwaalden door de geschiedenis. Genoten van de sfeer en de architectonische details. Werden gul en hoffelijk bediend. De nacht aan de Beestenmarkt was onverwacht stil. Leiden sliep en liet ons slapen.
vrijdag 16 februari 2024
Lof van Leiden
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten