zaterdag 22 juli 2023

PARODONTOLOGIE

Natuurlijk was ik veel te vroeg. De wekker was niet nodig geweest, die had ik tien minuten voor hij af zou gaan uitgeschakeld. Gedoucht, fris ondergoed aangetrokken, koffie gezet, een geroosterde boterham met marmelade gegeten en mijn tanden zorgvuldig en langdurig gepoetst en geraagd. Een paar preventieve paracetamolletjes genomen.
Buiten was het stil, een mooie zomermorgen in de vakantie. Bij het ronden van de straathoek zag ik een tram voorbijkomen. Tram 5 gelukkig, daar heb ik niks meer aan sinds die malloten in de Stopera alle lijnen, routes en nummers hebben omgegooid, die gaat tegenwoordig naar Westerpark. Maar even later, ruim voordat ik de halte had bereikt, denderde een tweede tram naderbij. Dat was de mijne, de 24. Nu moest ik een akelig dilemma in een oogwenk oplossen. Mijn kalmte bewaren en krap in mijn tijd komen te zitten, of...
Ik zag mezelf rennen nog voor ik iets had beslist. Mijn huisarts zegt dat dat goed voor me is, af en toe nog eens flink een trap oprennen of zoiets. Ik zwaaide naar de bestuurder. Die bleef goeiig staan wachten. Nog geen Amsterdamse rotgeintjes op de vroege morgen.  
Ik checkte in met mijn pinpas. Ging zitten, kwam weer op adem en keek naar buiten. Een klok vertelde me wat ik al wist. Ik zou, met deze luwte van het verkeer, veel te vroeg aankomen. En hoe moest ik de tijd doorkomen, anders dan met gepieker en zenuwachtige voorstellingen van wat ging komen? Ik stapte een paar haltes te vroeg uit. Dat scheelde weer iets. Ik liep over de Bloemenmarkt aan De Singel. Zo zonder mensen werd nog veel duidelijker dan anders hoe geperverteerd de oude stad is dankzij het massatoerisme. Deze gladde tulpenbollenslijterij is bizar eentonig in zijn aanbod, iedere gewone markt zou zich er diep voor schamen. Ik nam er notitie van dat er op dit korte stukje gracht maar liefst drie (3) vestigingen waren van Henri Willig, een keten die ook elders in de stad zijn ronde kazen aan Chinezen en Amerikanen verkoopt. Waar waren de gewone winkels gebleven? Wie zat hierop te wachten en hoe konden deze volstrekt overbodige zaken de concurrentie met zichzelf, hun verwante collega's (Old Amsterdam) overleven en de ongetwijfeld astronomische huur hier in het historisch centrum opbrengen? Ik besloot me er later maar eens serieus over op te winden. 
Op het Spui aangekomen bekeek ik de etalages van boekhandel Athenaeum en van ABC,  het American Book Centre waar mijn dochter over twee uur aan de slag zou gaan op de afdeling "Young Adult". Daarna zat er niets anders op dan te gaan zitten wachten. Nog een half uur te gaan. IJsberen was niet goed, beter wat mediteren. Ik koos een bankje tegenover het Lieverdje. Langzaam daalde een zekere rust in. Rust? Berusting eerder. Er was geen weg terug. Ik keek naar een schoonmaker die de stoep voor Hoppe aan het schoonspuiten was, grondig, een beetje lui. Dacht aan het liedje van Jacques Dutronc, Paris s'éveille, dacht aan de voetsporen die ik hier had liggen - aan hoe ik ooit, heel lang geleden, nog vóór mijn eerste college Euripides met Ger afsprak om hier een stoere borrel te drinken, want zo hoorde dat in de grote stad, zo hoorde dat als student. 
Toch nog onverwacht was het bijna tijd en mocht ik me melden bij de receptie van de kliniek. 
Ruim een uur later slenterde ik opgelucht en met een bevroren kaak over de vrijdagse boekenmarkt. Ik aarzelde over een mooie uitgave van Erik of het klein insectenboek, liet die ten onrechte liggen, passeerde de tramhalte en wandelde naar huis. Daar hoefde ik niet over na te denken. Ik had energie te veel. 
In de Van Baerlestraat fietste mijn dochter me tegemoet. Op weg naar waar ik vandaan kwam. Ze hoorde me niet roepen want ze droeg een koptelefoon. Maar net voordat we elkaar kruisten ving ze mijn blik op. We lachten en zwaaiden. 'Alles goed gegaan?' riep ze. 'Ja hoor,' zei ik.


Geen opmerkingen: