dinsdag 18 juli 2023

BEGINNERSGELUK


"Ooit hoop ik nog eens een waterspreeuw te zien...", noteerde Jac. P. Thijsse in 1895. In sloot en plas heet het boek waarin de regel staat, hij schreef het samen met zijn kompaan Eli Heimans. Als negenjarige jongen wilde ik zoetwaterbioloog worden en dit boek, een beduimelde vroege druk die ik van mijn opa had gekregen, was mijn bijbel. De waterspreeuw werd op slag een fabeldier. Als de grote Thijsse hem nog nooit gezien had, deze mysterieuze vogel, wat waren dan de kansen voor mij, bijna een eeuw van verstedelijking later?
Maar de tijden veranderen niet altijd in voorspelbare patronen. De schuwe merel is een stadsbewoner geworden, veel gewoner dan de mus. De grote zilverreiger, waarvoor Thijsses Londense vriend Young helemaal naar Hongarije wilde reizen, zie ik wekelijks in de Noord-Hollandse polders als ik naar mijn vriendin rijd. Drie, vier per autorit. En wat de ornitholoog Thijsse zo begeerde, werd mij, beginnend vogelaar, zomaar in de schoot geworpen. 

We hadden de tent opgezet. We hadden kennis gemaakt met de nieuwe uitbaters van de bistro. De camping zelf kenden we al. Zes jaar geleden hadden we er een paar plezierige dagen doorgebracht. Eerst leek het geestelijke luiheid om onze sporen van toen te volgen - was dit niet de eerste stap op weg naar de stacaravan, naar starre ouderdom? Maar snel al kwam het besef dat zes jaar best een lange tijd is. Niets op tegen om een mooie plek na dat interval opnieuw op te zoeken, waarom zouden we per se avontuurlijk moeten zijn? Toen mijn vriendin bovendien begrepen bleek te hebben dat ik er een hele week wilde blijven, in Heimbach, en daar tot mijn verbazing vrede mee had, was ik helemaal gelukkig. Zou dit nu eindelijk eens die vakantie worden zonder onrust en jachtigheid, zou ik die zalige toestand van vroeger weer eens kunnen vinden, van rust in je kont en je kop, van een boekje lezen in een linnen stoeltje, zonder de drang om elke dag een prikkel, een nieuwigheid, een attractie te scoren? 
De plek was er ideaal voor. Nog meer zo dan zes jaar terug want nu stonden we, na bijbetaling van drie euro per dag, pal aan de Roer. Op een eenzame plaats. Later zouden er partytenten van corpsstudenten en nomadenkampen van feestende Toearegs als buren verschijnen maar daar hadden we op die idyllische eerste dag nog geen weet van. De berg, der Schärpeberg, hadden we nu niet in de rug. We konden naar het verdonkerende silhouet staren als de krinkelende Roer ons verveelde, waar voorlopig geen sprake van was. Twee leien stapstenen omlaag en je kwam in onze koelkast. Een fles water en een fles witte wijn lagen te dobberen in een inham van de rivier, de etiketten waren algauw losgeweekt. 


Turend naar de overkant zag ik een vogel van rots op rots springen. Ik pakte mijn kijker. In eerste instantie leek het op een beflijster, een dwaalgast die ik puur per ongeluk in de Eilandspolder had gezien, de vorige herfst. Zelfde roomkleurige borst en chocoladebruine rug. Maar de staart was kort en wipte als die van een winterkoning. Dit zou toch niet...? Thijsses vogel? Het wispelturige internet en mijn meegebrachte gids bevestigden de mogelijkheid. Dit, de Eifel, de Rur, was waterspreeuw-territorium. Ik zette een ferme bevestigende streep onder mijn waarneming. Dat die toch niet zo gewoon was geweest bleek de dagen erna. Ik zag van alles, van zwarte roodstaart via grote gele kwikstaart tot de gekraagde roodstaart (juveniel), maar de waterspreeuw liet zich niet meer zien. 
Van de bistrobaas, die, toen we eenmaal aan het dutzen waren, Detlev bleek te heten, leerde ik een nieuw woord. Ik heb enige ervaring als drinker, maar de term Flaschenglück kende ik nog niet. Detlev declameerde het - Flaschenglück - toen hij mijn glas volschonk en er nog een laagje Riesling in de fles achterbleef, te weinig voor een volgende consumptie. Hup, dat ging nog in mijn glas, mazzel voor mij. 
De waterspreeuw, dat was beginnersgeluk geweest. 



1 opmerking:

Hans Valk zei

Je 'levenslijst', zoals fanatieke vogelaars dat noemen, begint aardig te groeien, Jan-Paul!
De Grote Gele Kwikstaart is ook niet direct een alledaagse verschijning, hoewel algemener dan de Waterspreeuw. Wel zo'n beetje dezelfde biotoop; in de buurt van water.
De Waterspreeuw is zo'n soort waarnaar je op zoek kunt gaan, maar die zich bijna altijd onverwachts aandient. De eerste zag ik ongeveer dertig jaar geleden in Oostenrijk. Vanuit een bus, wel te verstaan, die langs een bergbeek reed. Daarna volgden er nog een stuk of drie, vier, waarvan eentje in Ierland, die we zagen toen we een brug over een snelstromend riviertje passeerden. Dat passeren had in tien seconden gekund, maar na vijf seconden zagen we Waterspreeuw; hij was er nèt op dat moment! In Nederland heb ik er overigens nog nooit één gezien. Maar Heimbach ligt ook niet in Nederland, zie ik..