vrijdag 26 augustus 2022

BONNEFOOI

Een vriend vroeg of we weer op de bonnefooi gingen dit jaar. Hijzelf had dat voor het laatst in 2005 gedaan. Ja, zei ik. Behalve op minivakanties doen we dat altijd. Bij een lang weekend Achterhoek wil je geen tijd verspillen aan het zoeken naar onderdak, en dat onderdak moet ook van een bepaald niveau zijn: de lol van zo'n reisje is voor een groot deel het verblijf in een gastvrij plattelandshotel, De Gouden Leeuw, Het Witte Hert of De Groene Draak - een achterkamertje met uitzicht op het huisvuil in een blinde steeg is dan niet wat je wilt.
Maar als je de tijd hebt, en het niet zoveel uitmaakt waar je slaapt, geven we de voorkeur aan 'op goed geluk' reizen, ondanks de onzekerheid en de stress die dat soms met zich meebrengt. Een opgeladen telefoon, een goede kaart en cash op zak is al wat je nodig hebt. De laatste twee omdat in minder druk bevolkte streken pinnen in de horeca en een goede internetverbinding lang niet zo vanzelfsprekend zijn als je in deze tijd zou verwachten.
Op de bonnefooi - met slaapzakken en een tentje in de achterbak voor de achtervang, een Michelin-kaart op het dashboard en wat flappen in je portemonnee is dit voor mij de fijnste vorm van reizen. Je maakt nog eens wat mee, doet ontdekkingen en komt los uit het veilige stramien van ingeplande bezigheden. 

Ik moet toegeven: elk jaar komt er wel een moment dat ik heel zeker weet dat ik dit niet, nóóit meer wil. Dat ik ons blind vertrouwen en onze romantische inborst vervloek, en me voorneem, vanaf nu echt álles te regelen en nooit meer iets aan het toeval over te laten. Dat moment komt steevast aan het eind van een lange dag autorijden in het begin van de vakantie. Als je nog niet los bent van het gewone leven. Als het warm is. Of als het regent. Als je moe bent en het tegenzit.
Des te fijner is het als je uiteindelijk toch onderdak hebt gevonden. Kinderlijk opgetogen ben ik dan, en nooit smaken eten en drinken lekkerder dan als ik eindelijk op een terrasje zit met een hotelkamersleutel op zak. Het beloningssysteem werkt op volle toeren, dopamine vloeit net zo lekker als het bier. De zenmeester die ik wil zijn heeft vrij. Fuck evenwicht en gelijkmoedigheid. 

De eerste dag van ons reisje naar Frankrijk kwamen we in het Belgische Doornik (of Tournai liever gezegd, want het is Franstalig) vast te zitten. Het was smoorheet. Het was spitsuur. De stad was veel groter dan we ons herinnerden en we dwaalden door parkachtige buitenwijken op zoek naar het vervolgbordje "camping" dat maar niet wilde verschijnen. Uiteindelijk keerden we om, reden de binnenstad in en parkeerden in het eerste het beste straatje waar we een plek zagen. We liepen een bar binnen. De lokale tripel was ijskoud maar als je nog geen onderdak hebt kan je van zoiets nog niet echt genieten. Het was een bar voor ouwe rockers en Elvis snerpte keihard door mijn oververhitte brein. Bij het afrekenen (cash, geen pin) vroegen we naar een hotel. De rocker achter de bar wees naar links. Hier vlakbij, naast de kathedraal. Drie sterren, eenvoudig maar goed. We bedankten hem en vonden het hotel na nog een keer vragen. Het was niet duur, het was zo goed als leeg, de auto konden we op het plein ertegenover gratis kwijt tot half tien de volgende dag, en het Place Saint-Pierre had verschillende terrassen, een biercafé en een goede Libanees. Na een avondwandeling langs de Schelde rolden we ons bed in. Ramen wijdopen. Dat het op het plein nog tot diep in de nacht druk en lawaaiig bleef vonden we niet erg. 

Dag twee wilden we ergens van de tolweg af tussen Chartres en Le Mans. Dat was nog niet zo eenvoudig want de aanlokkelijke streek die ik had uitgezocht bleek geen afslag te hebben. In Frankrijk kun je net als in Duitsland vaak heel lang niet van de snelweg af, iets om terdege rekening mee te houden voor bonnefooi-reizigers. De eerstvolgende mogelijkheid was afslag nummer 5, naar La Ferté-Bernard. Daar was de weg op de kaart groen-omrand en lagen een paar veelbelovende plaatsjes. We kozen voor Vibraye, departement Sarthe, arrondissement Mamers, regio Pays de la Loire, provincie Maine, Grand-Ouest - Franse geografie is ingewikkeld. 
Vibraye lag te trillen in de hete namiddagzon. We parkeerden op een verlaten pleintje waar een opschrift "bar-hotel-restaurant" beloofde. Ik liep ernaartoe en stond net de informatie op de dichte deur te ontcijferen toen er een voorbijganger op me af kwam. In goed Engels vertelde hij me dat het hotel om half 7 openging. Het had vier of vijf kamers aan een stille binnenplaats. In bedankte hem en complimenteerde hem met zijn Engels. 'Danke schön,' zei hij. 'Ach, Sie sind Deutsch?' vroeg ik verrast. 'Nein, Französisch.' Ik probeerde het maar niet te begrijpen. Een trotse polyglot die ons voor Duitsers aanzag of ervan uitging dat een Nederlander ook wel Duits zou spreken. 
Omdat het nog ruim twee uur zou duren voor het hotel openging besloten we ook een andere optie, het nabije Montmirail, te gaan bekijken. Dat had een kasteel maar geen hotel. We parkeerden beneden en liepen over kinderkopjes omhoog, want mijn vriendin wilde rondom de ommuurde kasteeltuinen wandelen. Dat was een mooie klim, maar het was 37 graden en, met nog geen zekerheid over het nachtelijk verblijf, kon ik er evenmin ten volle van genieten als van dat eerste biertje in Doornik.
Terug in Vibraye hadden we nog een uur om zoet te brengen. Bar des Sports was het epicentrum van het dorp. Hier gaf iedereen elkaar desnoods driemaal daags een hand. Er stonden twee flatscreens aan, een radio. Er werd gekrast en op paarden en auto's gegokt. De witte wijn was goed, ik vroeg aan de patron of hij van in de buurt was. 'Oui,' zei hij, 'de quarante-neuf.' Ik keek niet begrijpend. 'Département 49,' verduidelijkte hij, 'Maine-et-Loire.' Wonderlijke Franse geografie. Vanaf nu reisden we niet meer naar Maine-et-Loire maar naar 49. 
Lezer! Om u niet in de spanning te laten die ik dat uur toch nog licht voelde, hoewel de voortekenen goed waren (het was doodstil in Vibraye) - het hotel had plaats. Een nette kamer aan een stille cours. Om half acht uur schoven we aan op het terras om het menu van de dag te besprenkelen met een karaf koude rosé.

Op de terugweg reden we Tournai/Doornik opnieuw binnen. In de late namiddag. Ditmaal in de vaste overtuiging dat we de weg wisten en dat Hotel Cathedrale ons met open armen zou ontvangen. Heeft u een kamer voor twee, vroeg ik zelfverzekerd. De receptioniste, dezelfde aardige dame met de warme glimlach als vorige week, keek moeilijk. Heeft u gereserveerd? Nee dus. Ze keek nog moeilijker. Ik raakte in lichte paniek en zei in geëmotioneerd Frans (we hadden eerst Engels gesproken) dat het érg fijn zou zijn, want we hadden de hele dag gereden en waren erg moe. Ze begon te bladeren en te scrollen. Hoofdschuddend. Zwijgend. Net toen ik begon te wanhopen kwam ze met een voorstel. Er was een kamer met twee aparte bedden. Maar de tv was stuk. Dat wuifde ik opgelucht lachend weg - ça n'importe pas! Nu was er opeens nog een optie. Wilden we aan het plein of aan de rustige achterkant? Denkend aan het nachtleven van Doornik kozen we voor achter.
De tv was stuk, ja. En een lampje. En de wc-bril zat scheef. Had de vrouw zich met haar maskerade willen indekken voor klachten van ons? Zo ja, dan was haar tactiek geslaagd, want nu waren we alleen maar enorm opgelucht. 



Geen opmerkingen: