En harde vorst ten prooi, in mos verdoken,
Komen jouw milde wangen, jouw geloken
En grote ogen gauw hun doel al tegen:
Het zelf gewild verval, weer opgenomen
Zijn in het Al, contouren afgebroken.
Nog maakt jouw stil gebaar dat weg wil stromen
Gewag van hoge, koninklijke roeping
En zoekt in ‘t natte slijk onder de bomen,
Van vorm bevrijd, zijn noodlot en bedoeling;
Zal morgen wortel zijn, en bladerstrengen,
Zal water zijn, dat spiegelt Hemels reinheid,
Zal zich met klimop, algen, varens mengen, -
Symbool van opgaan in de eeuw'ge eenheid.
Uralte Buddha-Figur, in einer japanischen Waldschlucht verwitternd
Hermann Hesse, december 1958
Vertaling: © JPvS
Geen opmerkingen:
Een reactie posten