Als we de koorstukken hebben doorgenomen die op het programma staan slaan we Schuberts Winterreise open. Het is de bedoeling dat ik daar een lied uit zal zingen bij wijze van intermezzo maar ik aarzel. Uit training. Als ik thuis mezelf naast de vleugel opstel en de longen vul komt er geluid genoeg uit, dat wel, maar ergens in de hogere passages loop ik, naarmate het lied langer duurt, vast. Ik doe iets niet goed of ik word gewoon te oud om deze vocale hoogstandjes er nog vlekkeloos uit te krijgen. Roken doe ik niet meer en ik doe dagelijks mijn ademoefeningen, al of niet tijdens de wandelingen door het park. Dus daaraan ligt het niet. Misschien forceer ik me om me over een gebrek aan motivatie heen te zetten.
We beginnen met Wasserflut. Ik vraag of V. het een toon lager kan spelen, in C. De lage ligging. Vroeger was ik een lichte bariton maar die dagen zijn voorgoed voorbij. V. speelt het foutloos à vue een toon lager. We glimlachen naar elkaar. Ach ja, ouwe rotten nietwaar.
Tijdens het zingen gebeurt er iets merkwaardigs. Ik voel niets van de moeite die het me de laatste tijd kost. Geen ballast trekt de hoogte omlaag. Geen stugheid van de stembanden zit me dwars. Ik schiet als vanzelf in die oude rol: zanger naast de piano, één van een duo. Samen dragen we het lied, en dat maakt mijn aandeel lichter. Of, anders gezegd: de interactie inspireert me en geeft me de energie die ik mis als ik thuis alleen voor de katten zing, is dat het?
Ach, laten we Frühlingstraum ook nog maar even doen, zeg ik opgewekt. Twee liedjes moet toch kunnen?
Illustratie: Franz Schubert en Johann Michael Vogl aan de piano, Moritz von Schwind
dinsdag 8 februari 2022
INTERACTIE
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
3 opmerkingen:
mooi, beetje snijdersiaans...
Mooi Jan-Paul
Een reactie posten