zondag 29 augustus 2021

Ouwe jongens doen

 


2. 

Van Heel naar Simmer, vervolg

Toen mijn schoonmoeder heel oud werd, wilde ze alleen nog maar vertrouwde plaatsen weerzien als er een uitje of reisje werd gepland; "ouwe jongens doen", heette dat in de familie.
We hadden ons los weten te rukken van de uitvoerige bespiegelingen van de waardin, die vooral het goede in de mens wenste te zien (waar wij het natuurlijk alleen maar mee eens konden zijn), en we overwogen de verschillende mogelijkheden. In de plannen was Frankrijk favoriet geweest maar nu begon Luxemburg steeds meer te lokken. Ik wist daar wel wat ouwe jongens liggen die ik graag nog eens wilde doen en mijn vriendin kende het landje nauwelijks.
Omdat er bij Luik een tunnel was afgesloten reden we met een flinke omweg via Marche-en-Famenne en Bastogne naar Martelange. Mijn hoogbejaarde routekaart leerde ons dat het vandaar niet ver was naar Septfontaines. Daar waren mijn toenmalige vriendin en ik ooit, in 1978, onze fietstocht door Luxemburg begonnen, onze eerste vakantie samen. Wat zou er nog van over zijn na drieënveertig jaar? Gevaarlijk experiment!

De beboste heuvels eromheen waren nog net zo sprookjesachtig mooi, dat voorop. Het plaatsje zelf was nog net zo stil als vroeger maar wel wat opgedirkt. Veel van de oude boerenhuizen waren gerenoveerd, gestuukt en 'knap' gemaakt. In de praktijk betekent dat netjes maar lelijk. Het hotel Des Roches waar we destijds hadden gegeten wat de pot schafte en tussen de plaatselijke innemers hadden zitten borrelen stond er nog maar was sinds lang in onbruik; aan de gaten en kieren te zien was het het stadium van opknappen voorbij en zou het binnenkort wel afgebroken worden. Uit de fontein met zeven monden waarmee de naam van het dorp wordt gevierd droop nog hetzelfde bronwater. De middeleeuwse burcht boven lag er verlaten bij; destijds zagen we tot onze verbazing een koperen naambordje op de poort "van ene Garetti of Bezetti" zoals mijn dagboek beweert. De familie die de burcht nog steeds bezit woonde er toen ook, deels - moeilijk voor te stellen als je de lege vensterbogen en afgebrokkelde muren ziet. Het steile middeleeuwse geitenbruggetje over de Äisch was overwoekerd met struiken, de bomen eromheen waren groot geworden en er lag een lap asfalt overheen om te voorkomen dat je uitglijdt op de klamme rotsen. Maar het was nog net zo schilderachtig als toen.

Een belangrijker verschil bleek uit het plaatsnaambord. Onder Septfontaines staat nu prominent Simmer en zo noemt iedereen de plaats ook. Toen we er fietsten werd het Luxemburgs (Lëtzebuergesch) nog als een soort Duits dialect beschouwd. Zes jaar later, in 1984, kreeg het de status van officiële landstaal. Streektalen vervlakken of verdwijnen meestal geleidelijk onder invloed van de dominante landstaal. Het markante Luxemburgs wordt door ruim de helft van de bevolking dagelijks gesproken. Het is een oude variant van het Moezelfrankisch die wel wat op Limburgs lijkt. Het verschilt minder van het Duits dan het Nederlands van het Duits verschilt maar is toch, ook historisch gezien, een geheel eigen en voor een buitenlander niet eenvoudig te begrijpen taal. Gelukkig spreekt vrijwel iedereen in dit polyglotte landje (19 procent van de bevolking heeft Portugees als eerste taal) ook vloeiend Duits en Frans, en redelijk Engels.

Nu het oude hotel gesloten was moesten we een camping zoeken, ofschoon het weer niet erg veelbelovend was. We vonden er een net buiten het dorp. "An der Ho". Een lange strook groen, iets heuvelopwaarts aan de beboste toegangsweg, met een flinke handvol stacaravans en een enkel tentje. De receptie was in de bistrot, lazen we op een bordje. Die ging pas om vier uur open. Officieel, dan. Er was een vrouw aan het werk, die netjes een masker voordeed zodra ze ons zag binnenkomen. Ze was de glazen aan het spoelen en poetsen, zei ze, maar ze zou iemand bellen. We spraken over roemers, Römer, die helaas uit het openbare leven waren verdwenen, maar thuis gebruikte zij ze nog steeds. Die met de dikke gedraaide voet voor de slobberwijn, de elegantere met de dunne pootjes voor een fijner glas, een Pinot gris of een Auxerrois. Twee minuten later kwam de beheerder eraan. Hij wees ons vriendelijk de weg: kies maar, plek zat.
Toen de tent stond liepen we naar het restaurantje dat inmiddels gasten verwelkomde, de vier was in de klok. De gesoigneerde grijze vrouw die de glazen had gepoetst (Amélie, zou later blijken) schonk ons de eerste van vele Elblings in. 

(Wordt vervolgd)


Geen opmerkingen: