dinsdag 13 januari 2015
TOVERWOORD
In de verbroedering die volgde op de aanslagen in Parijs konden we het rattengif dat in onze samenleving is geslopen even vergeten. We waren allemaal geschokt en geschrokken, maar met tranen van opluchting in de ogen konden we nu in verschillende panels horen zeggen dat er ook lichtpuntjes waren aan te wijzen: de wereld reageerde anders dan destijds met Van Gogh, ook de Moslimgemeenschap roerde zich spontaan. Er was dus wel degelijk winst geboekt en de integratie was in het tussenliggende decennium een stap verder gekomen.
Ik wilde het graag geloven, want mijn Islamitische werkster was die vrijdag niet op komen dagen. Schaamte, angst? Zelf hield ze zich op de vlakte en zei dat ze zich in de datum vergist had; ook dat wilde ik graag geloven.
Het begon te stormen maar de storm van opinies en steunbetuigingen luwde. In de kater die volgde op het grote, eensgezinde solidariteitsbetoon werd het stiller op de sociale media. In die stilte vielen tegengeluiden des te meer op. Zelfs op mijn eigen muur, de openbare plaats van een gematigde vriendenkring, verschenen manifesten met een rechtse teneur. Rabiaat waren ze niet, maar de stank van islamofobie was onmiskenbaar. Precies het soort woorden waar ik niet op te wachten zat.
De multiculturele samenleving is allang geen streven of schrikbeeld meer, zij is gewoon een feit. We wonen samen met een heleboel mensen uit een wezenlijk andere cultuur, wij delen er hetzelfde grond mee en zijn onderdeel van dezelfde staat. We zullen het er maar mee moeten zien te rooien, of we dat willen of niet, en fulmineren tegen wat sommigen als een achterlijk geloof zien heeft weinig zin. Het werkt zelfs contraproductief. Het maakt geen bekeerlingen, kweekt slechts fanatici. Wie daar gevoelig voor is wordt opgehitst door scherpe spot, of het nu in woord of in beeld is. Het vrije woord? Een groot goed natuurlijk. Maar wie werkelijk aan woorden hecht weet dat ze niet zomaar gesproken of geschreven worden. Ze moeten worden gewogen. Ze de wereld in slingeren omwille van het kwetsen, zonder acht te slaan op wat ze aanrichten, gewoon omdat het moet kunnen, dat doe je maar in het café. En zelfs dan word je er waarschijnlijk uitgezet.
Zelf ben ik atheïst. Mijn overtuiging is dat een betere wereld begint met goed seculier onderwijs. Een verbod op bijzonder onderwijs zou ik toejuichen. Maar er valt niet onderuit te komen dat het overgrote deel van de moslimgemeenschap sterk hecht aan hun geloof. Ze ontlenen hun identiteit er voor een belangrijk deel aan en zijn gevoelig, overgevoelig in ‘onze’ ogen, voor de bijtende spot die de agnostische westerling zo gemakkelijk over de tong komt. Is het zo moeilijk om daar een beetje rekening mee te houden? Een simpele kwestie van goede manieren, lijkt me. Onze eigen god mogen we bespotten wat we willen, omdat we precies weten hoe ver we daarin kunnen gaan. Met die van anderen moeten we oppassen. Net zolang tot ze, ook in cultureel opzicht, geen 'anderen' meer zijn.
Maar met deze trant van redeneren moest ik ook weer oppassen, bedacht ik. Ik wil niet soft zijn, en ik wil ook niet in dezelfde valkuil trappen als de op straat geïnterviewde moslims en moslima’s die zeiden dat ze het allemaal natuurlijk heel vreselijk vonden, maar dat die Charlie Hebdo…. Dat ‘maar’ blijft in deze kwestie maar beter ongezegd, om dezelfde kwestie van goede manieren. Niet het juiste moment.
Ondertussen wakkerde de wind nog verder aan en de meningen en standpunten in mijn hoofd begonnen los te raken en van hun plaats te komen. Ze wervelden rond en maakten me duizelig en moe. De zondag kwam en ik kon niets dan lelijkheid in de wereld zien. Op mijn wandeling zag ik dat er eindelijk eens geen rij stond voor het Vincent van Goghmuseum. In een impuls ging ik er naar binnen. Maar het licht was gedempt en de doeken oogden flets. Het was geen dag voor sterke statements, in woord noch in verf.
Thuis sloeg ik mijn zangbundels open en zong wat maar mijn stem was onwillig, ik stikte in hoge e’s terwijl ik vroeger voor een g niet terugdeinsde. Ik zocht soelaas op mijn kussentje en concentreerde me een half uur op een flakkerende kaarsvlam in de hoop dat die wat licht en warmte in mijn hart zou brengen. Maar de wereld bleef even grauw, warrig en treurig.
Ik dacht aan het gedicht Wünschelrute van Joseph Freiherr von Eichendorff, met zijn beroemde frase: ‘Und die Welt hebt an zu singen, triffst du nur das Zauberwort’.
Het toverwoord. Dat vinden. Het helende, vrije, bezielende woord. Maar hoe, en waar? Makkelijker gezegd dan gedaan.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten