vrijdag 16 januari 2015
OOGKLEPPEN
Waar was jij, toen…? Vul in een historische gebeurtenis. Het is een bekende vraag. Er is zelfs een tv-programma gemaakt waarin die vraag centraal staat. Ik moet bekennen dat ik een slechte kandidaat zou zijn, een groot deel van mijn leven heb ik met oogkleppen op gelopen die me beletten te zien wat in de grote boze buitenwereld plaatsvond. Wat ‘ze’ deden ging mij niet aan. Het is niet dat ik me er te goed voor voelde, eerder voelde ik me te klein om mee te doen met de grote mensen en hun spel. Mijn vrienden en ik schiepen een eigen, behaaglijke wereld, opgebouwd uit – meestal niet contemporaine - literatuur, kunst en muziek. Men vond ons elitair. Misschien waren we eerder verlegen.
De eerste keer dat ik me er scherp bewust van was deel uit te maken van wat er op mondiale schaal gebeurde herinner ik me nog goed. Ik was pas vader geworden en de bommen vielen op Irak. De eerste Golfoorlog was uitgebroken. Ik keek naar die kwetsbare baby in de wieg en was bang.
Ook 9-11 weet ik nog goed. We verstopten ons na het nieuws in de volkstuin en speelden een bordspel met de kinderen. Al die tijd wachtte ik angstig op een onbesuisde reactie van Bush. De dreiging van een derde wereldoorlog hing loodzwaar in de nazomerlucht.
Bertrand Russell, de Welshe wiskundige en filosoof, zegt ergens dat een mensenleven begint als een krinkelend beekje en eindigt als onderdeel van een brede stroom. Zo heb ik het ook ervaren. De laatste jaren ben ik in toenemende mate betrokken geraakt bij het leven en gros. Vroeger schuwde ik het journaal, tegenwoordig, vooral sinds ik niet meer vlucht in de fles, zie ik er naar uit. Ik hoor er graag bij en denk graag mee, voor wat dat waard is.
Maar dat er grenzen zijn, pijngrenzen zelfs, ervoer ik afgelopen dinsdag. Ik had geschreven over de schokgolven van Parijs 7-1 en volgde de hele dag het debat. ’s Avonds zat ik alleen thuis. Het was stil en donker. In DWDD probeerde onze burgervader ons moed in te spreken, want de Telegraaf had niet voor niets zijn hele voorpagina ingeruimd voor een onheilstijding, aanslagen in Amsterdam waren zeker iets om rekening mee te houden, en in afwachting daarvan moesten we de rug rechten en de kop fier omhoog houden. Gaandeweg voelde ik een beklemming opkomen. Niet zozeer om mezelf, ik kon de stad immers ontvluchten als de nood aan de man kwam, maar om mijn kinderen, die nog jong waren en hier dingen te doen hadden.
Ik besefte dat ik me bang had laten maken, dat ik me alleen nog focuste op de ellende in de wereld, en ik besloot een stap terug te doen. Niet uit elitairisme dit keer, maar uit zelfbehoud. Ik werd angstig van de dreiging en doodmoe van alle Charly’s. Het werd hoog tijd mijn ivoren toren weer eens op te zoeken.
Zo sloeg ik in bed Een zwerver verliefd van Arthur van Schendel open, een romantische novelle uit 1904 die speelt in de Italiaanse middeleeuwen. Al gauw bleek dat daarin gemoord werd door Saraceense huursoldaten dat het een aard had. De paapse koppen rolden overvloedig, afgehouwen door blinkende kromzwaarden. Maar door het Couperiaanse Nederlands leek dat meer op een sprookje dan op het achtuurjournaal.
(Illustratie: borstbeeld van Van Schendel in het Leidse Bosje, Amsterdam, door Jobs Wertheim, 1952)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten