Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.
Dag 1.
Eerste verrassing, al had ik het kunnen weten: ook postbode blijkt een beroep te zijn, een ambacht zelfs, met de bijbehorende vaardigheden, do's and don'ts, handigheidjes en vuistregels. De man met wie ik deze eerste dag meeloop, Rob, een grijze vijftiger met een fris gezicht, is maar al te bereid mij deelgenoot te maken van zijn vaste gewoonten en me de redenen en voordelen daarvan uit te leggen. 'Hier loop ik altijd over het fietspad', 'je moet die bundel zo vast pakken, andersom, zoals jij het doet handigt niet'.
En zo kom ik mijn struikelblok in de omgang met mensen ongemerkt tegen, ook in deze bescheiden betrekking: het iedereen naar de zin willen maken, de beste leerling van de klas willen zijn. Het bezorgen van de post is ogenschijnlijk simpel, en zo had ik het ook graag gezien: je krijgt een stapel brieven en moet ervoor zorgen dat die in de juiste brievenbussen geschoven worden. Hoe je dat doet is jouw zaak. In de praktijk van deze eerste middag wordt het al gauw een mannending - de ervaren meester toont me zijn methode en ik doe die nederig na. Ik voel me een kleine jongen die schutterig een grote meneer imiteert. Hij glimlacht niet meewarig, daar is hij te aardig en te beschaafd voor, maar ik voel me alsof hij dat wél doet - als ik een fout maak, en bijna een envelop voor 2 hoog in de gleuf voor 3 hoog duw prikken zijn ogen in mijn rug.
De eerste tijd is het nog alsof ik een spelletje in de buitenlucht speel. Ik loop vrolijk mee en stel nieuwsgierige vragen over deze voor mij nieuwe wereld.
Maar na een uur of anderhalf (het licht mindert, we bevinden ons in een drukke winkelstraat) merk ik dat ik erin gezogen ben en mijn hoofd niet langer koel houd. Brievenbussen duizelen me, het is alsof ik hier altijd gelopen heb, gevangen in een eeuwig durende postloop 7508.
Thuis ben ik moe, ik heb hoofdpijn en pijnlijke voeten en ik krijg tijdens het mediteren mijn geest niet rustig. Nu de wereld van de postbezorger concreet voor me is geworden zijn er opeens talrijke zorgen. Hoe kom ik aan vingerloze handschoenen? Wat nou als het plenst, wordt dan de post niet zeiknat? Wat doe ik als de postkarretjes allemaal bezet zijn? Ik heb spijt dat ik eraan begonnen ben.
Dag 2.
Vandaag eerst gemediteerd, dan op de fiets voor de postronde, en niet andersom. Dat handigde niet zo.
In het kleine depot in de Veerstraat kijk ik eens rustig om me heen en alles lijkt een stuk overzichtelijker dan gisteren, ondanks de troep, zelfs met de enorme stapels Allerhande die vandaag bezorgd ('besteld') moeten worden. Ik kies een karretje, vul mijn tassen en ga alvast op pad; Rob had me gezegd om zonder hem te vertrekken als hij er nog niet was. Ik loop rustig naar mijn wijk, begin, daar aangekomen, met de bovenste poststukken, kijk goed uit en gebruik mijn gezond verstand, en zo gaat het eigenlijk allemaal probleemloos. Een vlaag regen verdrijft even de zon maar het deert me niet. Ik begin me nu werkelijk een beetje de Schubertiaanse brievenbesteller van mijn fantasie te voelen, onthecht en monter stappend door de oude straten van een ommuurde stad.
Maar daar is een stem achter me. Ik kijk om en groet Rob, kaarsrecht achter zijn fiets, vandaag van een zonnebril voorzien. Even later moet ik ('Ho! Time out!') luisteren naar uiteenzettingen over de handigste manier om huis-aan-huispost op te vouwen en de beste omgang met onwillige of zelfs kwaadaardige brievenbussen. Ik slaag erin aandachtig te luisteren, mijn sociale zelf geeft deemoedig complimenten om zoveel vernuft en zoveel ervaring, maar ondertussen blijf ik geconcentreerd op de bundel brieven in mijn linkerhand ('Je bestelt met rechts'), en schroom ik ook niet kritische en persoonlijke vragen te stellen. Niet ontevreden over mezelf vandaag.
Bij de bakker tegenover het depot koop ik een Waldkornbol met Old Amsterdam. Aan de nadrukkelijke manier waarop het meisje mijn bestelling herhaalt merk ik dat ze nieuw is. Terwijl ze begint te smeren doet een oudere collega haar voor hoe je een mes (aan je schort?) afveegt. Ik lach naar haar, we hebben iets gemeen, al weet zij dat niet.
(Illustratie: Carl Spitzweg, 'Briefbote im Rosenthal')
Geen opmerkingen:
Een reactie posten