In mijn vorige blogpost vertelde ik hoe ik in Spanje aankwam en prompt strontziek werd. Ik nam me heilig voor het bij die ene dag te laten en de morgen erna mijn vakantie opnieuw te beginnen. Eén dag suffen en vasten in het logeercaravannetje was genoeg.
Ik hield woord. De volgende morgen installeerde ik me met mijn boeken en schriften onder de overladen abrikozenboom. Mijn koffie smaakte nog een beetje bitter. Ik las op mijn gemak een manuscript door terwijl de meisjes abrikozen raapten, plukten, droogden, kookten en persten. De zondag erna zou de jaarlijkse abrikozenpicknick zijn, waarop alle buren feestelijk kwamen oogsten wat er nog aan de bomen hing.
Zo verstreek de morgen in vrede. Rond twee uur gingen we naar het strand om in een chiringuito te lunchen. En daar zagen we iets vreemds. Waren dat Russische letters?
De kuststreek tussen Malaga en Estepona, de westelijke Costa del Sol, is waarschijnlijk een van de meer smakeloze streken van het oude Europa. Daarmee vergeleken is onze eigen kust een voorbeeld van goede smaak en terughoudendheid in huizen- en stedenbouw. Het oorspronkelijke landschap is grotendeels aan het oog onttrokken door een eindeloze, en nog voortdurend uitdijende reeks appartementencomplexen, het een nog protseriger dan het ander. Alles wat aardig en authentiek was aan deze uitsluitend nog voor het toerisme levende regio wordt als je even niet oplet door projectontwikkelaars verpest. Moneyland! Een middeleeuws torentje dat gisteren nog in een restantje geurige groene rimboe lag is vandaag de reclamezuil geworden voor een strandtent: Chiringuito Torre del Velerín.
Estepona. Gary Moore, de grote bluesgitarist, werd hier in 2011 dood gevonden in zijn hotelkamer, achtenvijftig jaar oud. Vier jaar later stierf Cilla Black (72) na een fatale val in haar vakantiehuis. Er zijn hier veel Britten. De meesten niet beroemd. Gibraltar ('Gib') is vlakbij. Britten hebben een berucht slechte smaak, als ze niet bij uitzondering een heel goede hebben.
Maar erger, veel erger dan de Britse expats zijn de Russische nieuwe rijken. Hun alabaster sprookjestadjes en zomerpaleizen hebben gouden koepels die in de verte opglanzen. Hier op het terras van Torre del Velerín zijn hun sporen te zien in het menu: het cyrillisch schrift maakt de spijslijst onleesbaar.
Onder de van grauw riet gevlochten parasols die eruit zien als de mutsen van de Vucomprà's die je onvermoeibaar hun blingbling willen aansmeren, hoor ik vooralsnog alleen Engels en Duits. Misschien is het Russenseizoen nog niet aangebroken. Ook de Chinezen laten hun aanwezigheid alleen nog raden door de Hyper Chino.
Schuldbewust wrijf ik over de gladde dij van mijn nieuwe, in de Carrefour voor nog geen tientje aangeschafte Chino-broek en probeer niet te denken aan kinderarbeid.
Er heerst hier een ouderwets soort zonnetoerisme. Hier springt men nog rond met verend vet om zich, verzadigd van het uitgelaten balspel, aan alle kanten roze te laten schroeien, terwijl men zuurtjesroze cocktails opzuigt met een rietje, in een voor vier euro gehuurde hangmat.
In de Zoeloehut naast ons zit een Duitse biker met zongebleekte vlechtbaard. Hij en zijn vrouw die vooral uit gelooid leer lijkt te bestaan zijn aangeschoven bij een Spaanse familie. Er wordt geproost, er wordt een groepsportret gemaakt door de ober, een stoere jongen met opgeschoren Marokkaans kapsel. De vrouw van het gezinnetje is Duits. Blijkbaar is dat de reden voor hun aanwezigheid want Spanjaarden zie je hier verder niet. Deze strook land tussen bergen en zee behoort aan de buitenlanders.
Thuisgekomen ging ik weer onder de abrikozenboom zitten en noteerde wat ik had gezien. Toen dat net zo bitter als mijn koffie dreigde te worden keek ik naar de lucht, naar de kleuren om mee heen, en gaf een zetje aan mijn tekst. Die tolde rond en kwam tot stilstand op een plek met beter uitzicht.
Want gelukkig zijn er nog altijd de citroenen, fris groenig geel, de gekko's met hun clowneske voeten, de platgereden en zongedroogde slangen langs de stoffige weg, de purperen jacaranda's, de hemelse geuren van Dama de noche (nachtjasmijn) en kamperfoelie (Madre selva), de pauwachtige roep van de kiekendieven in de nacht en het hinniken van de renpaarden die verderop worden getraind. Gelukkig zijn er de kleurige exotische planten, bloemen en kruiden die het overal uitgegoten beton trotseren, dat over de heuvelwegen verspreid is alsof een puberjongetje in het wilde weg heeft geonaneerd. (Het bijzonderst van deze vind ik de planten die eruitzien als onze gele toorts, maar van dichtbij blijken te bestaan uit een soort paardenbloemen, die op elkaars schouders staand, groepsgewijs naar het hogere reiken.) Gelukkig zijn er de zangvogels, piepend, trillend, knerpend en jonglerend met nootjes, die de zonsopkomst tot een feest maken.
Gelukkig is er de blauwe lijn van de bergen, gelukkig is de kuststrook smal. Even landinwaarts schud je de toeristen van je af, net zo makkelijk, want die wagen zich niet ver van hun parasols, en ben je in het échte Andalusië, waar de menu's gewoon in het Spaans gesteld zijn.
De abrikozenpicknick was een groot succes. De buren komen overal vandaan en brachten allemaal wat te eten en te drinken mee. Zo deed ik me te goed aan Zweedse gehaktballetjes, Zwitserse appeltaart, Roemeense worstjes, Britse brownies, Spaanse tortilla en nog veel meer, en ik prees de EU.
3 opmerkingen:
"De pauwachtige roep van de kiekendieven in de nacht". Voor mij als vogelaar een intrigerende zin. Ik weet hoe een pauw klinkt. Kiekendieven zijn over het algemeen vrij zwijgzaam en bovendien zijn het geen nachtvogels.
Heb je enig idee om welke soort Kiekendieven het hier gaat? We kennen in Europa de Bruine, Blauwe en Grauwe Kiekendief. Aan de verspreidingskaartjes in de vogelgids te zien, is de Bruine in Zuid-Spanje de meest waarschijnlijke soort.
Voor het overige: Zuid-Spanje, c.q. Andalusië is, zeker in het voorjaar, een prachtige streek, als je de kuststrook eenmaal achter je hebt gelaten. Een grote verscheidenheid aan landschappen; prachtige steden; de Moorse erfenis. Voor natuur- en cultuurliefhebbers een eldorado.
Ik hoop er ooit nog eens wat langer rond te kunnen toeren.
Ach, nee, geen idee. Ik ben bang dat dit een beetje litteraire bluf was. Het klonk als een klagelijke kiekendieven- of wouwenroep. Een pauw was het in elk geval niet, want die vliegen niet op flinke hoogte door de nachthemel. In het Vondelpark heeft de ooievaar dit jaar drie jongen (vorig jaar 5). Dat is zeker.
Pauwen vliegen inderdaad niet, maar ze roepen 's nacht wel.
Wij waren begin mei in Portugal (niet dat dit er veel toe doet, in dit specifieke geval) en in de buurt van ons verblijf was een parkje waar ook pauwen rondliepen. Die lieten zich ook midden in de nacht horen. We liepen er overdag ook wel eens langs en dan waren ze, voor mijn gevoel, opmerkelijk meer zwijgzaam.
Misschien hoorde je in Andalusië toch gewoon pauwen?
Een reactie posten